EPIDERMOLYSIS BULLOSA ACQUISITA home ICD10: L12.3

Epidermolysis bullosa acquisita (EBA) is een zeldzame verkregen chronische blaarziekte veroorzaakt door IgG of IgA antistoffen gericht tegen collageen type VII. Collageen type VII vormt de anchoring fibrils waarmee de basaalmembraan van de huid wordt verankerd aan de collageen vezels van de dermis. Bij beschadiging van collageen VII kan blaarvorming ontstaan, vooral in gebieden die blootgesteld worden aan trauma, frictie of druk. De voorkeurslokalisaties van epidermolysis bullosa acquisita zijn de strekzijden van de ellebogen, de knieën, de handruggen, de enkels en de billen. Het verloop met exacerbaties en remissies. Meestal valt de ernst mee. Het kan ook de mucosa aantasten, met blaarvorming, erosies en littekenvorming op alle slijmvliezen (mondholte, vagina, conjunctiva, oesofagus). Het kan op elke leeftijd ontstaan, maar de meeste patiënten zijn ouderen. De oorzaak van EBA is niet bekend. Er zijn associaties met auto-immuunziekten (SLE, ziekte van Crohn) en er bestaan ook drug-induced varianten.

Klinisch beeld:
Het klinisch beeld is variabel. Er bestaat een variant met weinig inflammatie en blaren die vooral op de trauma-gevoelige strekzijde van de extremiteiten zitten en genezen met littekenvorming en milia, lijkend op porfyria cutanea tarda. En er bestaat een gegeneraliseerde vorm met veel inflammatie, uitgebreide blaarvorming, ook op plaatsen die niet aan druk of trauma worden blootgesteld, lijkend op bulleus pemfigoïd. En er bestaan varianten die waarbij de mucosa aangedaan zijn en lijken op (of beter ingedeeld kunnen worden in) de entiteit mucous membrane pemphigoid. Er kunnen ook nagelafwijkingen aanwezig zijn en milia.

Epidermolysis bullosa acquisita Epidermolysis bullosa acquisita Epidermolysis bullosa acquisita
EBA EBA EBA


DD: epidermolysis bullosa dystrofica (hereditaire EBD), bullous pemphigoid (parapemphigus), cicatricieel pemphigoid, pemphigus, lineaire IgA dermatose, porphyria cutanea tarda, bulleuze LE, bulleuze lichen planus, bulleuze toxicodermie, lasix bullae, bullae bij diabetes.

Diagnostiek:
Biopt voor HE aan de rand van een blaar, en een vers biopt van normale perilesionale huid voor immunofluorescentie-onderzoek. Bij IF is er een dikke lineaire band van IgG (soms IgM, IgA, C3) ter plaatse van de basaalmembraan. Wordt het prepraat tevoren gescheiden in dermis en epidermis (salt split) dan zit de immunofluorescentie aan de dermale kant, dit in tegenstelling tot bulleus pemfigoïd waarbij de IF positief is aan de epidermale zijde. In sommige laboratoria is het ook mogelijk om d.m.v. een blot of ELISA in het bloed de antistoffen aan te tonen gericht tegen een 290-kd eiwit in de basaalmembraan, onderdeel van collageen type VII.

Therapie:
Vermijden van trauma. Verder immunosuppressiva.
R/ prednisolon 1 dd 0.5-1 mg/kg voor langere tijd. Dan tevens Calcium en vitamine D voorschrijven, en Fosamax (alendroninezuur).
R/ Calci-chew 500 mg 1 dd. Vitamine D (cholecalciferol) 1 dd 400 of 800 IE. Of Calci-chew D3 1 dd 500 mg/800 I.E.
R/ Fosamax (alendroninezuur) 70 mg 1 x per week.
R/ dexamethason pulse schema 200 mg i.v. op 3 opeenvolgende dagen.
R/ lokale corticosteroïden (Dermovate crème) 2 dd.
R/ ciclosporine 3-6 mg/kg per dag verdeeld over 2 giften.
R/ Cellcept (micofenolaat mofetil) 2 dd 500-1000 mg.
R/ Imuran (azathioprine) 1 dd 50-150 mg. In combinatie met prednisolon of als monotherapie.
R/ Dapson (diafenylsulfon) 1 dd 50 mg, zonodig wekelijks met 25-50 mg verhogen tot 1 dd 100-250 mg. Bij remissie langzaam afbouwen en stoppen.
R/ colchicine 0.5-2 mg per dag.
R/ MabThera (rituximab), anti-CD20, 500 mg iv, herhalen na 2 weken.
R/ intraveneuze immunoglobulinen.
R/ plasmaferese en extracorporele fotoferese (experimenteel).
R/ Endoxan (cyclofosfamide).


Referenties
1. Chan LS, Chen M, Woodley DT. Epidermolysis bullosa acquisita in the elderly: Clinical manifestations, diagnosis and therapy. J Geriat Dermatol 1996;4:47-52.
2. Woodley DT, Chang C, Saadat P, Ram R, Liu Z, Chen M. Evidence that anti-type VII collagen antibodies are pathogenic and responsible for the clinical, histological, and immunological features of epidermolysis bullosa acquisita. J Invest Dermatol 2005;124(5):958-964.
3. Vodegel RM, de Jong MC, Pas HH, Jonkman MF. IgA-mediated epidermolysis bullosa acquisita: two cases and review of the literature. J Am Acad Dermatol 2002;47(6):919-925.
4. Jonkman MF, Schuur J, Dijk F, et al. Inflammatory variant of epidermolysis bullosa acquisita with IgG autoantibodies against type VII collagen and laminin alpha3. Arch Dermatol 2000;136(2):227-231.
5. Delbaldo C, Chen M, Friedli A, et al. Drug-induced epidermolysis bullosa acquisita with antibodies to type VII collagen. J Am Acad Dermatol 2002;46(5 Suppl):S161-164.
6. Kirtschig G, Murrell D, Wojnarowska F, Khumalo N. Interventions for mucous membrane pemphigoid/cicatricial pemphigoid and epidermolysis bullosa acquisita: a systematic literature review. Arch Dermatol 2002;138(3):380-384.
7. Peterson JD, Chan LS. Effectiveness and side effects of anti-CD20 therapy for autoantibody-mediated blistering skin diseases: A comprehensive survey of 71 consecutive patients from the initial use to 2007. Ther Clin Risk Manag 2009;5:1-7.
8. Hall RP, Lawley TJ, Smith HR, Katz SI. Bullous eruption of systemic lupus erythematosus. Dramatic response to dapsone therapy. Ann Intern Med 1982;97(2):165-170.
9. Ahmed AR, Gürcan HM. Treatment of epidermolysis bullosa acquisita with intravenous immunoglobulin in patients non-responsive to conventional therapy: clinical outcome and post-treatment long-term follow-up. J Eur Acad Dermatol Venereol 2012;26(9):1074-1083.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 L12.3 Verworven epidermolysis bullosa
ICD10 L12.3 Acquired epidermolysis bullosa
SNOMED 2772003 Acquired epidermolysis bullosa
DBC 13 Inflammatoire dermatosen