Anti-epileptica kunnen hematologische, hepatische
en dematologische bijwerkingen geven. Op dermatologisch vlak worden gezien:
maculopapuleuze exanthemen, eczemen, EEM, Stevens-Johnson syndroom, TEN, LE,
urticaria, pruritus, lichenoïde erupties, exfoliatieve dermatitis, alopecia
en pseudolymfomateuze reacties. Het anti-epileptica overgevoeligheidssyndroom
bestaat uit hoge koorts, gevolgd door een maculopapuleuze rash die kan overgaan
in een EEM tot TEN, gepaard gaand aan een multi-organ failure. Vaak zijn lymfadenopatie,
oedeem van het gelaat, eosinofilie en verhoogde transaminases te vinden. In
geval van leverstoornissen en/of TEN wordt 5-50% mortaliteit opgegeven. Anti-epileptica
dienen vaak langdurig noodzakelijk gebruikt te worden, regelmatig in combinatietherapieën.
Bovendien is er structuurverwantschap tussen de verschillende anti-epileptica
onderling. In geval van een geneesmiddelreactie op anti-epileptica bestaat dan
ook een relatief tekort aan alternatieven.
Anti-epileptica: |
Barbituraten fenobarbital methylfenobarbital
primidon (Mysoline)
Benzodiazepines
diazepam (Stesolid, Valium) clonazepam (Rivotril)
clobazam (Frisium, Urbadan) nitrazepam
Succinimidederivaten
ethosuximide (Ethymal, Zarontin) mesuximide
(Celontin)
Hydantoïnederivaten
fenitoïne (Diphantoïne)
Overige anti-epileptica
acetazolamide (Diamox) carbamazepine (Carbymal,
Tegretol) en oxcarbazepine (Trileptal) felbamaat lamotrigine
valproïnezuur (Convulex, Depakine, Propymal) vigabatrine |
PathomechanismenOngeveer 3-30% van de huidreacties
op anti-epileptica heeft een allergische oorzaak, en dan met name de ernstige
reacties met koorts, lever- en nierfunctiestoornissen. Cyclische anti-epileptica
worden door het cytochroom P450 in de lever afgebroken tot epoxiden door het
enzym epoxidehydrolase. Epoxiden kunnen via immunologische en niet-immulogische
weg aanleiding geven tot bijwerkingen. Een (zeldzaam voorkomend) genetisch defect
van dit enzym leidt tot ophoping van epoxiden. Het enzymdefect is aan te tonen
door een lymfocytentoxiciteitstest waarbij lymfocyten van de patiënt in vitro
worden blootgesteld aan epoxiden. Celsterfte duidt op onvoldoende epoxidehydrolaseactiviteit.
Allergologisch onderzoekBij reacties t.g.v. carbamazepine
(en mogelijk ook andere anti-epileptica) is het plakproefonderzoek nuttig. Zo
nodig kan ter aanvulling gebruik worden gemaakt van de lymfocyten-proliferatietest
om immunoreactiviteit aan te tonen.
Auteur(s):
dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog, Maurits kliniek, Den Haag.