Het komt vaak voor dat patiënten na een verdoving met
lokale anesthetica
klachten kregen die vervolgens werden toegeschreven aan een
allergische
reactie op het gebruikte anestheticum. Het blijkt echter dat als
deze patiënten allergologisch getest worden, er in minder dan 1% een type 1
(IgE-gemedieerde) reactie wordt gevonden. Een
type 1 reactie
is de enige die relevant is in deze context, omdat in dat geval het middel niet
meer gebruikt kan worden. Er kunnen ook
type IV reacties
optreden. Dit werd vooral gezien bij de oudere anesthetica van het
ester type (procaïne, benzocaïne, tetracaïne), en zelden
bij de huidige anesthetica van het
amide type (lidocaïne,
ultracaïne, bupivacaïne, levobupivacaïne, mepivacaïne, prilocaïne, ropivacaïne).
De anesthetica van het esther type worden echter vrijwel niet meer toegepast.
Chloorprocaïne is van het esther type maar wordt alleen intrathecaal gebruikt
voor spinale anesthesie. Tetracaïne wordt alleen in de oogheelkunde gebruikt
voor verdoving van de cornea door de oogarts. Benzocaïne wordt niet meer gebruikt
als anestheticum. Het zit soms nog wel in crèmes of zalven, met name in producten
aangeschaft buiten de EU.
In de meeste gevallen denken patiënten dus
ten onrechte dat ze allergisch zijn voor lokale anesthetica.
Er zijn meerdere
andere mogelijke verklaringen voor de opgetreden klachten:
- vasovagale reactie
- directe bijwerking van lidocaine doordat per abuis een hoeveelheid intravasaal
is gespoten
- reactie op andere geneesmiddelen die rond de ingreep zijn gegeven
(antibioticaprofylaxe, NSAID’s, andere pijnstillers, sedativa)
- reactie
op lokaal toegepaste producten (chloorhexidine, handschoenen, kleeflaag OK-doek,
tandheelkundige materialen, etc.)
- reactie op toevoegingen zoals adrenaline/epinefrine
en conserveermiddelen (sulfiet, methylparabenen en parabenen)
- pseudoallergische
reactie (niet-immunologische overgevoeligheid), bijvoorbeeld benauwdheid en
urticaria na NSAID-gebruik, veroorzaakt door een verstoorde balans tussen prostaglandines
en leukotriënen.
Anesthethica: |
Merk: |
Samenstelling: |
articaïne / adrenaline |
Ultracain D-S |
adrenaline, articaïnehydrochloride, natriumchloride, natriummetabisulfiet
(E223), water |
Septanest |
adrenaline, articaïnehydrochloride, dinatriumedetaat 2-water,
natriumchloride, natriumhydroxide (E524), natriummetabisulfiet (E223),
water voor injectie |
bupivacaïne |
Bupivacaïne |
bupivacaïnehydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water voor injectie |
Exparel |
bupivacaïne, dierucoylfosfatidylcholine, dipalmitoylphosphatidyl
glycerolnatrium, fosforzuur (E338), natriumchloride, stikstof (E941),
tricaprilin, water voor injectie |
Marcaine |
bupivacaïnehydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water voor injectie, zoutzuur (E507) |
bupivacaïne / adrenaline |
Marcaine + adrenaline |
adrenalinewaterstoftartraat, bupivacaïne hydrochloride, koolstofdioxide,
head space (E290), natriumchloride, natriummetabisulfiet (E223),
water voor injectie, zoutzuur (E507) |
bupivacaïne / glucose |
Marcaine met glucose |
bupivacaïnehydrochloride, glucose, natriumhydroxide (E524),
water voor injectie, zoutzuur (E507) |
Pankaine met glucose |
bupivacaïnehydrochloride, glucose, natriumhydroxide (E524) stikstof
(head space) (E941), water voor injectie, zoutzuur (E507) |
chloorprocaïne |
Ampres |
chloorprocaine hydrochloride, natriumchloride, stikstof (head
space) (E941), water voor injectie, zoutzuur (E507) |
levobupivacaïne |
Levobupivacaïne |
levobupivacaïne hydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water voor injectie, zoutzuur (E507) |
lidocaïne |
Lidocaïne |
lidocainehydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide (E524),
stikstof (head space) (E941), water voor injectie, zoutzuur (E507) |
Xylocaïne |
lidocainehydrochloride, methylparahydroxybenzoaat (E218), natriumchloride,
natriumhydroxide (E524), water, gezuiverd |
lidocaïne / adrenaline |
Lignospan |
lidocainehydrochloride, adrenalinewaterstoftartraat, dinatriumedetaat
2-water, kaliummetabisulfiet (E224), natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water, gezuiverd |
Xylocaine / Adrenaline |
lidocainehydrochloride, adrenalinewaterstoftartraat, methylparahydroxybenzoaat
(E218), natriumchloride, natriumhydroxide (E524), natriummetabisulfiet
(E223), stikstof (head space) (E941), water voor injectie, zoutzuur
(E507) |
mepivacaïne |
Mepivacaïne |
mepivacainehydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water, gezuiverd |
Scandonest |
mepivacainehydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water, gezuiverd |
prilocaïne |
Citanest |
prilocaïnehydrochloride, methylparahydroxybenzoaat (E218), natriumchloride,
natriumhydroxide (E524), propylparahydroxybenzoaat (E216), water
voor injectie |
Prilotekal |
prilocaïnehydrochloride, glucose, natriumhydroxide (E524), stikstof
(head space) (E941), water voor injectie |
prilocaïne / felypressine |
Citanest Octapressine |
prilocaïnehydrochloride, felypressine, natriumchloride, water
voor injectie, zoutzuur (E507) |
ropivacaïne |
Ropivacaïne |
ropivacaïnehydrochloride, natriumchloride, natriumhydroxide
(E524), water voor injectie, zoutzuur (E507) |
Bijwerkingen na lokale verdoving komen vaak voor. In een onderzoek in
een tandartsenpraktijk trad bij 4.5% van 2.731 verdovingen een bijwerking op,
vooral duizeligheid (1.3%), tachycardie (1.1%), opwinding (1.1%), misselijkheid
(0.8%) en tremor (0.8%). Mogelijke bijwerkingen na lokale anesthesie zijn duizeligheid,
opwinding, angst, verwardheid, verminderd bewustzijn, oorsuizen, wazig zien,
dubbel zien, misselijkheid, braken, paraesthesieën, convulsies, collaps, hartritmestoornissen,
hypertensie, smaakverandering, contactallergie, en anafylactische reacties (urticaria,
hypotensie en bronchospasme).
Sommige van deze klachten (opwinding, angst,
verwardheid, hartritmestoornissen, hypertensie) kunnen ook veroorzaakt worden
door de adrenaline, vooral als er veel verdoving is gebruikt of intravasculair
gekomen.
Diagnostiek:Als na uitsluiting van andere
verklaringen d.m.v. anamnese een allergische reactie mogelijk is dan zal er
allergologisch onderzoek moeten worden gedaan. Want het is niet mogelijk om
een alternatief te kiezen. Alle lokale anesthetica die op dit moment op de markt
zijn in Nederland zijn van het amide type en er kunnen kruisreacties voorkomen
binnen deze groep.
Snelle provocatietest:Een eenvoudige
manier van testen is het uitvoeren van intracutane testen met oplopende concentraties
lidocaïne, gevolgd door subcutane proef-injecties van 0.1 ml, dan 0.3 ml en
vervolgens 1.0 ml 1% lidocaïne of het eerder gebruikte lokale anaestheticum
(zonder adrenaline). Wanneer hierbij geen klachten optreden is een allergie
voor lidocaïne en andere lokale anaesthetica uitgesloten. Huidtesten kunnen
niet verricht worden met preparaten waaraan adrenaline of epinefrine is toegevoegd
omdat deze vasoconstrictieve stoffen leiden tot fout-negatieve uitslagen. Een
mogelijk allergische reactie op sulfiet moet apart worden uitgesloten. Wanneer
een allergische reactie op de huidtesten met lidocaïne wordt gevonden, is verder
testen met de conserveermiddelen, zoals methylparabenen nodig.
Aantonen van contactallergie:Om een contactallergie aan
te tonen kunnen epicutane (ec) maar ook intracutane (ic) tests gebruikt worden.
Bij het gebruik van ic-tests moet dan niet alleen op het gebruikelijke moment,
na twintig minuten, afgelezen worden maar ook nog eens na 24 uur. Epicutane
tests worden afgelezen na 48 en 72 uur. De tests om een 'delayed' type allergie
aan te tonen zijn redelijk betrouwbaar. De kans op zowel fout-positieve als
fout-negatieve reacties is, hoewel niet groot, aanwezig. Een positieve test
duidt over het algemeen op een allergie. Indien een contactallergie is aangetoond,
is het niet nodig om ic-tests te verrichten. Het ec-onderzoek is een veilige
methode met weinig complicaties. Het wordt daarom meestal als eerste uitgevoerd.
Aantonen van `immediate' type allergie:Voor het aantonen
van een 'immediate' type allergie wordt gebruik gemaakt van ic-tests. Bij deze
tests bestaat het risico dat zelfs door de minimale hoeveelheid antigeen die
daarbij gebruikt wordt, reeds een ernstige anafylactische reactie kan ontstaan.
Daarom wordt bij het verrichten van deze tests gebruik gemaakt van serie-verdunningen.
De betrouwbaarheid van deze reacties wordt vooral bij de hoogste concentraties
in twijfel getrokken.' Behalve fout-negatieve komen ook fout-positieve reacties
voor. Het wordt dan ook wel aanbevolen om bij patiënten met negatieve huidtests
een provocatietest te verrichten. Indien een juist uitgevoerde provocatietest
negatief is, is de kans op een reactie bij toepassing van het middel niet groter
dan voor de doorsnee bevolking. Provocatietests zijn niet ongevaarlijk en dienen
met de grootste voorzichtigheid, liefst op een intensieve zorgafdeling verricht
te worden.
Referenties
1. |
Mulder WMC. Onwel na lokale verdoving: is
het allergisch? Nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
2008:3(4):101-105. |
2. |
Gunera-Saad N, Guillot I, Cousin F, Philips
K, Bessard A, Vincent L, et al. Immediate reactions to local anesthetics:
diagnostic and therapeutic procedures. Ann Dermatol Venereol 2007;134:333-336. |
3. |
Kaufman E, Goharian S, Katz Y. Adverse reactions
triggered by dental local anesthetics: a clinical survey. Anesth
Prog 2000;47:134-138. |
4. |
Naguib M, Magboul MMA, Samarkandi AH, Attia
M. Adverse Effects and drug interactions associated with local and
regional anaesthesia. Drug Saf 1998;18:221-250. |
5. |
Bruynzeel DP. Allergische reacties op lokale
anaesthetica. Ned Tijdschr Tandheelkd 1996;103:178-180. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.