Stap 1: bepaal welk type reactie bij de patiënt optrad
Reacties
op lokale anaesthetica kunnen variëren van exanthemen, urticaria,
bronchospasmen, angio-oedeem tot anafylactische shock.
- Bepaal
(anamnestisch) of er sprake was van een type I of een type IV reactie
(blijken vrijwel niet of nooit op te treden in 1 individu).
- Kies bij
een type I reactie vervolgstap 2a, bij een type IV reactie stap 2b.
-
Naast allergische reacties kunnen ook pseudo-allergsiche reacties optreden.
- Cave overgevoeligheidsreacties voor toevoegingen als epinefrine,
sulfieten, parabenen, analgetica, antibiotica.
Stap 2a:
SPT/ICT onderzoek naar type I allergie met het verdachte anaestheticum -
percutaan intradermaal onderzoek met het produkt as is (zie onderaan),
- indien negatief gevolgd door een
intracutaan intradermaal onderzoek met het produkt as is.
-
Uitzondering: EMLA-creme alleen als epicutane patch
Zie
standaardreeks
lokale anaesthetica Stap 2b: epicutaan allergologisch
onderzoek naar type IV allergie met het verdachte anaestheticum -
epicutaan plakproefonderzoek met het produkt as is
Stap
3: bepaal op grond van kruisreactiepatroon een zo adequaat mogelijk
alternatief Groep 1: benzoëzuuresters
- para-aminobenzoëzuuresters:
- benzocaine, butacaine, orthocaine, procaine,
tetracaine
- benzoëzuuresters zonder para-aminobenzoyl-groep:
- amydricaine, amylocaine, cyclomethycaine, isobucaine, metabutoxycaine,
piperocaine, propanocaine
Groep 2: amide- en overige
verbindingen - amide-verbindingen:
-
articaine, bupivacaine, lidocaine, mepivacaine, prilocaine, ropivacaine
- ethers
- pramoxine
- ketonen
- dyclonine
-
fenetidine-verbindingen:
- fenacaine
-
anti-histaminen
- tripelennamine, chloorfeniramine
Op de middelen uit groep 2 zijn allergische reacties zeldzaam.
Overgevoeligheidsreacties treden vooral op ester-verbindingen op, zoals
procaine en tetracaine, door vorming van para-aminobenzoëzuur. Tot deze
groep van immunologisch verwante stoffen horen ook para-verbindingen,
aniline-verbindingen en andere derivaten van para-aminobenzoëzuur.
Stap 4: test alternatief Test het mogelijke alternatief op de eerder
gebruikte wijze (2a of 2b).
Stap 5: berichtgeving Geef de
patiënt een geneesmiddelpaspoort mee en stuur een bericht naar verwijzer,
huisarts en tandarts (eventueel via patiënt) van de bevinding.
Auteur(s):dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog,
Maurits kliniek, Den Haag.