COMPARTIMENT SYNDROOM |
 |
INLEIDING Hier vindt u
een globaal overzicht over de gebruikelijke gang
van zaken rond een compartiment syndroom
aan het onderbeen. Het is goed u te realiseren
dat bij het vaststellen van een aandoening en de
behandeling ervan, de situatie voor iedereen
weer anders kan zijn.
WAT IS
EEN COMPARTIMENT SYNDROOM ? Spieren
of spiergroepen worden omgeven door een kapsel,
een fascie. De stevigheid van zo'n kapsel kan
verschillend zijn. Een spiergroep met een fascie
er omheen wordt een spiercompartiment genoemd.
Aan de voorzijde van het onderbeen bevinden zich
enkele spieren, die zorgen voor het heffen van
de tenen en voor een deel van de enkel. Deze
spieren zijn omgeven door een stevig kapsel en
dit compartiment wordt ook wel de anticusloge
genoemd. Bij een grote inspanning kunnen
spieren in een compartiment als gevolg van enige
zwelling te strak in hun kapsel komen te zitten.
Daardoor kunnen problemen ontstaan met de
doorbloeding en de zenuwvoorziening. In extreme
gevallen kan de druk zelfs zo hoog worden dat de
bloedtoevoer wordt afgesloten en de spieren voor
een deel afsterven. Een spoedbehandeling is dan
aangewezen.
WAT ZIJN DE
KLACHTEN ? Wanneer telkens na een
inspanning of oefening de spieren in de
anticusloge in het gedrang komen, noemen we dat
een chronisch compartiment syndroom. De klachten
die daar veelal bij wordt aangegeven is pijn of
stijfheid naast het scheenbeen aan de
buitenzijde. Ook worden wel eens tintelingen of
een dovig gevoel opgemerkt in de omgeving van de
eerste en tweede teen. Mogelijk treedt er ook
wat zwelling op van het spiercompartiment. In
extreme gevallen, het acute compartiment
syndroom, is de pijn zeer hevig en kan de grote
teen of de voet niet goed meer worden bewogen.
Meestal raken dan ook andere compartimenten in
het aangedane been in de knel.
WELKE ONDERZOEKEN ZIJN NODIG ?
Vanzelfsprekend zal de arts eerst het onderbeen
zelf onderzoeken. Bij verdenking op een
compartiment syndroom kan een afspraak gemaakt
worden voor een zogenaamde drukmeting. Het is
namelijk mogelijk om de druk in een compartiment
te meten. Na het ontsmetten van de huid wordt
met een dun naaldje door de huid het onderhuidse
weefsel en het spierkapsel tot in het
spiercompartiment geprikt. Door wat vocht in te
spuiten kan de druk gemeten worden. Bij een
acuut compartiment syndroom geeft deze rustdruk
al voldoende informatie. Bij verdenking op een
chronisch compartiment syndroom wordt de druk
ook na inspanning gemeten.
WAT ZIJN DE BEHANDELINGSMOGELIJKHEDEN ?
De behandeling is afhankelijk van de ernst
van de klachten en eventueel van de resultaten
van de drukmeting.
Wanneer de klachten
bij een chronisch compartiment syndroom aan het
onderbeen zouden kunnen passen, maar de
drukmeting normaal blijkt, wordt eerst een
afwachtend beleid geadviseerd. Na een periode
van rust wordt geprobeerd, zo nodig onder
fysiotherapeutische begeleiding, de spiergroep
geleidelijk aan te trainen. Wanneer de klachten
desondanks blijven optreden en zeer sterk passen
bij een chronisch compartiment syndroom aan het
onderbeen, dan zal in overleg met u
waarschijnlijk toch een operatie worden
voorgesteld.
Wanneer bij klachten de
drukmeting te hoge waarden aangeeft zal geen
afwachtend beleid worden geadviseerd, maar een
operatieve behandeling worden voorgesteld. De
operatieve behandeling bestaat uit het openen
van het te strak zittende spierkapsel
(zogenaamde fasciotomie). Deze ingreep gebeurt
meestal in dagverpleging onder algehele narcose
of met verdoving door middel van een ruggenprik.
Via een kleine snee in de huid wordt het kapsel
blootgelegd en in de lengterichting geopend.
Bij het acute compartiment syndroom is een
dergelijke operatie met spoed nodig. Vaak moeten
dan ook meerdere spiercompartimenten worden
geopend.
MOGELIJKE
COMPLICATIES Geen enkele ingreep
is vrij van de kans op complicaties. Zo zijn er
ook bij deze operatie de normale risico's op
complicaties van een operatie, zoals trombose,
longontsteking, nabloeding, wondinfectie.
Soms ontstaat er een bloeduitstorting ter
plaatse van de ingreep, die meestal zonder
problemen en spontaan verdwijnt. Zelden ontstaat
er een infectie van de operatiewond. Soms wordt
later door littekenweefsel de fascie weer te
strak en is na verloop van tijd een nieuwe
ingreep nodig.
NA DE INGREEP
De wondgenezing duurt een à twee weken.
Gedurende de eerste tijd is een droog, steriel,
licht drukkend verbandje voldoende. Mocht dit
nodig zijn dan kan tegen de pijn een eenvoudige
pijnstiller (bijvoorbeeld paracetamol) gebruikt
worden. Het is belangrijk om zo snel mogelijk
het been weer te gaan gebruiken, omdat dit de
kans op dichtgroeien van het spierkapsel kleiner
maakt. Extreme inspanning, zoals intensieve
sport of het lopen van lange marsen, is
gedurende de eerste weken af te raden. Speciale
leefregels zijn niet nodig, u voelt zelf aan wat
u wel en niet kunt de eerste weken.
|