RODE HOND (RUBELLA) |
 |
WAT IS RODE HOND ?
De ziekte
rode
hond is een virus infectie die vooral voorkomt
bij kinderen. De ziekte komt in Nederland
nauwelijks nog voor omdat er sinds 1974
gevaccineerd wordt tegen rode hond. Af en toe is
er een epidemie in Nederland, onder personen die
zich vanwege principiële of religieuze redenen
niet willen laten inenten.
Bij
kinderen verloopt de infectie meestal mild, maar
bij ongeboren kinderen kan de ziekte leiden tot
ernstige afwijkingen. Zwangerschappen kunnen
eindigen in een miskraam of er kunnen misvormde
kinderen worden geboren als een niet ingeënte
moeder tijdens de zwangerschap rode hond krijgt.
De veroorzaker van rodehond is het rubellavirus,
dat alleen bij de mens voorkomt.
HOE VERLOOPT DE BESMETTING ?
Het
rubellavirus is erg besmettelijk. Iemand kan
besmet raken door hoesten of niezen, maar het
virus kan zich ook verspreiden over grotere
afstanden. Wie het virus met zich meedraagt,
steekt gemiddeld zeven tot acht andere mensen
aan. Bovendien duurt de besmettelijke periode
vrij lang: vanaf 10 dagen voordat de huiduitslag
begint tot ongeveer 1 week daarna. De eerste
verschijnselen van besmetting zijn huiduitslag
en koorts, gemiddeld begint dat 14 tot 16 dagen
na het moment van besmetting.
WAT
ZIJN DE VERSCHIJNSELEN VAN RODE HOND ?
Bij de helft van de zieken is niks te zien van
de besmetting, de andere helft krijgt meestal
huiduitslag. Die begint in het gezicht en breidt
zich snel uit. Eerst naar het bovenlijf, binnen
een dag of twee ook naar de armen en benen. De
rozerode uitslag bestaat eerst uit kleine
vlekjes. Later kunnen die, vooral in het
gezicht, samenvloeien. Oudere kinderen en
volwassenen krijgen vaak enkele dagen vóór de
huiduitslag last van hangerigheid, verhoging en
opgezette lymfeklieren achter het oor en in de
nek. Oudere meisjes en vrouwen kunnen ook
gewrichtsklachten krijgen.
Complicaties
Rodehond geeft bijna nooit complicaties. In
zeldzame gevallen ontstaat er een tekort aan
bloedplaatjes (trombocytopenie) of
hersenontsteking (encefalitis). Wat vaker
voorkomt, is gewrichtspijn of soms een
gewrichtsontsteking in vingers, polsen of
knieën. Deze klachten verdwijnen meestal
spontaan binnen een maand, maar kunnen soms ook
langer duren. Sterfte komt nauwelijks voor.
Rodehond is vooral gevreesd omdat het zo
gevaarlijk is voor ongeboren kinderen. Als een
vrouw tijdens de eerste drie maanden van de
zwangerschap besmet raakt met het rubellavirus,
is er grote kans op een aangeboren aandoening
bij het kindje. Dat kunnen hart- en
oogafwijkingen zijn, slechthorendheid en
doofheid, een groeiachterstand, een tekort aan
bloedplaatjes, lever- of miltvergroting,
aandoeningen van het centrale zenuwstelsel,
botafwijkingen of afwijkingen aan de urinewegen.
Deze aandoeningen zijn bekend onder de naam
congenitaal (aangeboren) rubellasyndroom (CRS).
Hoe vroeger in de zwangerschap de aanstaande
moeder besmet raakt, hoe ernstiger meestal de
orgaanbeschadigingen. De infectie kan ook leiden
tot een miskraam. Ook bij een besmetting later
in de zwangerschap kan het ongeboren kind
afwijkingen krijgen. Meestal gaat het dan om een
ontwikkelingsachterstand en afwijkingen in het
afweersysteem.
KAN IK RODE HOND
NOGMAALS KRIJGEN ALS IK HET GEHAD HEB ?
Wie rode hond heeft gehad, is daarna levenslang
beschermd tegen de ziekte. Soms kan iemand wel
opnieuw besmet raken, maar er ontstaan dan geen
infectieverschijnselen. Ook de twee vaccinaties
van het Rijksvaccinatieprogramma geven naar
verwachting levenslange bescherming.
HOE WORDT RODE HOND BEHANDELD ?
Tegen
rodehond bestaat geen behandeling. Het gaat
vanzelf weer over.
VACCINATIE TEGEN
RODE HOND
Iedereen in Nederland die
deelneemt aan het Rijksvaccinatieprogramma wordt
gevaccineerd tegen rode hond. Het vaccin is
onderdeel van de BMR-vaccinatie (bof, mazelen en
rodehond). Kinderen krijgen deze prik, tegelijk
met de vaccinatie tegen meningokokken C, als ze
14 maanden zijn. In het jaar dat ze 9 worden,
volgt de tweede BMR-vaccinatie. Die krijgen ze
tegelijk met de DTP-inenting (tegen difterie,
tetanus en polio). De tweede BMR-vaccinatie bij
9 jaar is nodig, omdat de eerste bij ongeveer 5%
van de kinderen niet aanslaat. Kinderen die
tegen rodehond zijn gevaccineerd, kunnen anderen
niet besmetten. Het rodehondvaccin in het
Rijksvaccinatieprogramma is een levend vaccin.
Er wordt een sterk verzwakt rubellavirus
gebruikt, dat iemand niet ziek maakt, maar wel
voor afweer tegen rodehond zorgt.
Bijwerkingen van vaccinatie met rode hond
Het
BMR-vaccin geeft meestal weinig bijwerkingen.
Als ze voorkomen, zijn ze doorgaans mild en
duren ze kort. Omdat het BMR-vaccin verzwakte,
levende virussen bevat die tijd nodig hebben om
zich te vermenigvuldigen, treden eventuele
bijwerkingen pas 5 tot 12 dagen na de vaccinatie
op. De eerste BMR-vaccinatie geeft bij 5 tot 10%
van de kinderen een bijwerking. Meestal worden
ze dan hangerig, krijgen koorts en/of
huiduitslag. Na 1 tot 2 dagen is dat vaak weer
voorbij. Sommige kinderen krijgen hoge koorts en
heftige uitslag. Kinderen die daar gevoelig voor
zijn, krijgen soms een koortsstuip door de
koorts van de BMR-prik. Dat is echter zeldzaam
en komt voor bij 1 op de 5.000 tot 10.000
kinderen. Na de tweede BMR-prik zijn er bijna
nooit klachten. Oudere kinderen kunnen wel,
zoals bij elke injectie, flauwvallen.
De
combinatie van drie vaccins heeft als voordeel
dat één prik bescherming geeft tegen drie
ziekten tegelijk. Voor het afweerapparaat van
het lichaam (immuunsysteem) is dat geen
probleem. Ook geeft de combinatie van vaccins
geen extra of heftigere bijwerkingen dan losse
vaccins. Omdat elke prik een kans op
bijwerkingen geeft, is het juist beter om
meerdere prikken te combineren. Ook het tegelijk
geven van de meningokokkenvaccinatie en de
BMR-vaccinatie geeft geen extra of ergere
bijwerkingen dan bij gescheiden toediening.
Kinderen krijgen de BMR-prik op een leeftijd
waarop een aantal ziekten kan optreden. Dat kan
toevallig vlak na de vaccinatie gebeuren. Er
wordt dan al snel gedacht dat de vaccinatie de
oorzaak is. Dat is begrijpelijk, maar bijna
nooit terecht. Er zijn zeldzame ziekten, waarvan
niet altijd is uit te sluiten dat ze door het
vaccin zijn uitgelokt. 1 op de 25.000 kinderen
krijgt bijvoorbeeld een tijdelijk tekort aan
bloedplaatjes. Een nog kleiner percentage krijgt
tijdelijk gewrichtsklachten. Maar van geen
enkele bijwerking is aangetoond dat die
blijvende schade aanricht, hoe bedreigend het er
ook uitziet. De vaccinaties veroorzaken
bijvoorbeeld geen autisme, hersenbeschadiging,
ontwikkelingsachterstand, epilepsie of
overlijden (zoals wiegendood).
Wat te
doen bij bijwerkingen ? Bij milde
bijwerkingen kan paracetamol helpen, maar
meestal is dat niet nodig. Bij koorts is het
meestal genoeg om het kind koel te kleden en
eventueel af te sponsen of te baden. Als het
kind erg heftige of onverwachte verschijnselen
krijgt, is het belangrijk de huisarts te
waarschuwen. Er kan dan namelijk iets anders aan
de hand zijn dan een bijwerking, bijvoorbeeld
een ernstige infectieziekte. Het is ook
belangrijk heftige of onverwachte verschijnselen
te melden bij het consultatiebureau of de GGD.
Deze kunnen de mogelijke bijwerking doorgeven
aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM). Het RIVM registreert de mogelijke
bijwerking en zorgt dat die verder wordt
onderzocht.
Wanneer is vaccinatie
onverstandig ? Medische redenen om de BMR
vaccinatie uit te stellen zijn zwangerschap,
ernstige stoornissen in het afweermechanisme
(zowel aangeboren als verkregen door behandeling
met kankerremmende middelen (cytostatica) of een
hoge dosering corticosteroïden of andere
middelen die de afweer onderdrukken),
bloedtransfusie of toediening van
gammaglobuline. Kinderen met allergieën (zoals
overgevoeligheid voor kippenei-eiwit) kunnen
gewoon worden ingeënt.
|