WerkingsmechanismeDapson (
diaminodifenylsulfon,
diafenylsulfon,
DDS) werkt bacteriostatisch op
M. leprae, door interferentie met het
foliumzuur metabolisme. Daarnaast heeft het een nog niet geheel opgehelderde
invloed op een aantal inflammatoire aandoeningen, mogelijk via remming van
de neutrofiele granulocyten chemotaxis. (Chemotaxis: het bewegen van cellen
(of organismen) in de richting van een chemische stof). Binnen de
dermatologie wordt het gebruikt bij IgA dermatosen en bij neutrofiele
dermatosen. Dapson wordt door acetylering afgebroken in de lever, en vooral
via de urine geelimineerd.
IndicatiesDapson wordt bij veel
aandoeningen genoemd als mogelijke optie zonder dat er uitgebreide studies
beschikbaar zijn. Het is geregistreerd voor
lepra en
dermatitis
herpetiformis, en wordt soms ook gebruikt bij malaria en
Pneumocystis
carinii infectie bij AIDS. Andere redelijk geaccepteerde indicaties zijn
Henoch Schönlein purpura en andere IgA-gemedieerde vasculitiden, lineaire
IgA dermatose, chronic bullous disease of childhood, subcorneale pustuleuze
dermatose, en IgA-gemedieerde epidermolysis bullosa aquisita.
Verder
wordt dapson genoemd als mogelijke optie bij acne conglobata et cystica,
acne ectopica, acrodermatitis continua van Hallopeau, acropustulosis
infantum, aften, alopecia areata, ziekte van Behçet, bulleus pemphigoid,
eosinofiele cellulitis van Wells, eosinofiele pustuleuze folliculitis
(Ofuji), erythema elevatum diutinum, erythema exsudativum multiforme,
granuloma annulare, herpes gestationis, lupus miliaris disseminatus faciei,
discoide, subacute en vesiculobulleuze LE, lymfomatoide papulose, mucinosis,
panniculitis, parapemphigus, urticariële vasculitis en vasculitis n.n.o.,
pruritus e.c.i., pustulosis palmaris et plantaris, Sweet syndroom, en een
aantal niet-dermatologische aandoeningen (relapsing polychondritis).
Bij
een aantal resterende genoemde indicaties zoals ernstige acne vulgaris,
Kaposi sarcoma, pemphigus vulgaris, pyoderma gangrenosum, en psoriasis
pustulosa generalisata type von Zumbusch, is de werking dubieus, danwel er
zijn betere alternatieven.
DoseringDapson
(diafenylsulfon) tabletten à 100 mg, deelbaar.
Bij lepra 100 mg ineens
geeft redelijk stabiele plasmaspiegels tussen 2 - 6 µmol/L. Kinderen 1-1.5
mg/kg.
Bij dermatitis herpetiformis en overige niet-infectieuze
indicaties 50-200 mg per dag, zonodig geleidelijk verhogen tot 3-4 dd 100
mg. Maximaal 500 mg dd. De gebruikelijke startdosis bij dermatitis
herpetiformis is 50-100 mg per dag. Bij onvoldoende effect na 1-2 weken
verhogen met stappen van 50 mg. Daarnaast een glutenvrij dieet starten, dit
reduceert op termijn de hoeveelheid dapson die nodig is. Indien de
huidafwijkingen in remissie zijn, de dosering langzaam verminderen. Sommige
patiënten hebben toch nog maanden of jaren lang een kleine hoeveelheid
dapson nodig, b.v. 25 mg per dag (een kwart tablet per dag of 50 mg per 2
dagen) of nog minder (50 mg per 3-7 dagen) om geheel klachtenvrij te
blijven. Bij het goed volgen van een glutenvrij dieet kan bij 90% van de
patiënten na enkele jaren de dapson geheel gestopt worden.
Contra-indicaties
• |
ernstige anemie (Hb < 60% van de normaalwaarde) |
• |
acute porfyrie |
• |
allergie voor sulfonamiden |
Relatieve
contra-indicaties
• |
glucose-6-fosfaat dehydrogenase deficiëntie (komt vooral voor bij
mediterraine bevolking, Afrikanen, Aziaten, Joodse bevolking) |
• |
methemoglobinemie (methemoglobinereductase deficiëntie) |
• |
sikkelcel anemie |
• |
zwangerschap en zwangerschapswens (onvoldoende
gegevens, geen aanwijzingen voor schadelijkheid bij dierproeven) |
• |
lactatie (gaat over in de moedermelk, kan hemolyse bij het kind veroorzaken) |
• |
lever- en nierfunctiestoornissen |
• |
oudere patiënten ( > 70
jaar) |
Bijwerkingenfrequent:
bijwerkingen
gegroepeerd naar orgaan:
• |
hematologisch: hemolyse, methemoglobinemie,
agranulocytose, leukopenie |
• |
huidafwijkingen: erythema multiforme,
erythema nodosum, exfoliatieve dermatitis, fixed drug eruption,
foto-allergische dermatitis, maculaire hyperpigmentatie, lichenoide
exanthemen, maculopapuleuze exanthemen, morbilliforme exanthemen,
Stevens-Johnson syndroom, toxische epidermale necrolyse, urticaria |
• |
leverafwijkingen: cholangitis, cholestatische icterus, toxische hepatitis |
• |
maagdarmstoornissen: misselijkheid (voorbijgaand), braken, buikpijn,
anorexia, pancreatitis |
|
zenuwstelsel: hoofdpijn (voorbijgaand),
duizeligheid, perifere neuropathie (motorisch en sensibel, soms blijvend,
vooral bij hoge dosering dapson), manische depressie, psychose,
slapeloosheid, tinnitus, wazig zien, nervositeit |
|
nieren: nefrotisch syndroom, papilnecrose, proteïnurie,
hypoalbuminemie |
|
overig: Dapson
syndroom (koorts, malaise, lymfadenopathie, exantheem, hepatomegalie,
icterus), eosinofiele pneumonie, hypoalbuminemie, kortademigheid,
retinopathie, tachycardie, vermoeidheid, spierzwakte |
Er kunnen
2 zeldzame maar gevaarlijke en potentieel dodelijke bijwerkingen optreden
waarbij dapson direct gestaakt moet worden:
• |
Agranulocytose (bij < 0.1%, in de
eerste 3 maanden) |
• |
Dapson hypersensitivity syndroom met
koorts (drug fever), leverfalen, lymfadenopathie, jeuk, eosinofilie en een
TEN-achtige huideruptie. Dit wordt ook wel DRESS genoemd. Ook andere sulfa
preparaten kunnen het veroorzaken. |
Het dapson hypersensitivity syndroom komt vooral voor bij personen die een genetische predispositie hebben. Het is vooral geassocieerd met HLA-B*13:01 (odds ratio 20.53). Aanwezigheid van HLA-B*13:01 had een sensitiviteit van 85.5% en een specificiteit van 85.7% als voorspeller van risico op het dapson hypersensitivity syndrome. Afwezigheid van HLA-B*13:01 reduceert het risico met een factor
7 (van 1.4% naar 0.2%). HLA-B*13:01 is aanwezig in 2-20% van personen met Chinese roots, 1.5% bij Japanse roots, 1-12% bij Indiase roots, 2-4% bij personen uit Zuid-Oost Azië, maar vrijwel afwezig in Europeanen en Afrikanen.
Het is mogelijk om HLA-B*13:01 te bepalen bij Sanquin, met het
formulier 10 immunodiagnostiek.
De bepaling staat niet op het formulier, vink aan W066 HLA-B (HLA-hoge
resolutie typering) en vul in het vak afwijkend primair monster in:
specifiek HLA-B*13:01.
Bij de meeste patiënten
ontstaat een Hb daling (gemiddeld 0.62 mmol / L bij een dosis van 100 mg).
Het Hb herstelt vaak weer na verloop van tijd, tenzij er een
G6PD-deficiëntie is. Bij patiënten met een
glucose-6-fosfaat dehydrogenase deficiëntie kan levensbedreigende
hemolyse voorkomen. Daarom G6PD deficiëntie uitsluiten alvorens te starten.
Dit wordt geadviseerd door de FDA, Family Practice Notebook, Nederlandse
richtlijn dermatitis herpetiformis en coeliakie en de British
Association of Dermatologists. Bij dermatitis herpetiformis is G6PD
deficiëntie een relatieve contra-indicatie: omdat er nauwelijks
alternatieven zijn mag Dapson toch gegeven worden, maar streef naar de
laagste mogelijke hoeveelheid en controleer het Hb regelmatig.
Anticonceptie moet tijdens dapson gebruik adequaat geregeld zijn.
InteractiesDe hemolyse wordt versterkt door methotrexaat, trimethoprim,
sulfonamiden en pyrimethamine (foliumzuurantagonisten). Probenecide remt de
uitscheiding van dapson. De dapson spiegel wordt verlaagd door rifampicine.
Para-aminobenzoëzuur kan de werkzaamheid van dapson verminderen.
ControlesVoor aanvang Dapson:
• |
Hb, trombocyten, leukocyten, leukodiff |
• |
kreatinine |
• |
ALAT, gamma-GT |
• |
G-6-PD |
Na 1 week:
• |
Hb, leukocyten |
• |
kreatinine |
• |
ALAT, gamma-GT |
Na 1 en 2 maanden:
Na 3 en 6 maanden, en daarna elke 6 maanden:
• |
Hb, leukocyten |
• |
kreatinine |
• |
ALAT, gamma-GT |
Bij verschijnselen van anemie:
• |
Hb, reticulocyten (stijgt bij hemolyse) |
Bij verschijnselen van methemoglobinemie:
Verschijnselen van
methemoglobinemie zijn een
blauwgrijze huidverkleuring, misselijkheid, hoofdpijn, buikpijn,
vermoeidheid, kortademigheid, tachycardie. Gezonde jonge patiënten kunnen
een MetHb van 15-20% nog verdragen. Het advies is om toch bij een MetHb van
> 10% de dosering te verlagen en bij > 30%: stoppen. Verschijnselen van
methemoglobinemie kunnen worden geremd met cimetidine 1-3 dd 400 mg of
vitamine E 800 IU per dag.
Referenties
1. |
De Groot AC, Stoof TJ, de Beer JJA,
Conemans JMH, Mulder CJJ. Dermatitis herpetiformis IV. Medicamenteuze
behandeling. Ned Tijdsch Dermatol Venereol 200717:240-244. |
2. |
Bluhm,
et al. Development of dapsone toxicity in patients with inflammatory
dermatoses: activity of acetylation and hydroxylation of dapsone as risk
factors. Clin Pharmacol Ther 1999;65:598-605. |
3. |
Wolf R, Matz H, Orion
E, Tuzun B, Tuzun Y. Dapsone. Dermatology Online Journal 8(1):2. |
4. |
Bijsluiter Dapson 100 mg (CBG).
PDF |
5. |
Bijsluiter Dapson Ratiopharm 100 mg (CBG).
PDF |
6. |
Wozel G, Blasum C. Dapsone in dermatology and
beyond. Arch Dermatol Res 2014;306(2):103-124.
PDF |
7. |
Zhang FR, Liu H, Irwanto A, Fu XA, Li Y, et
al. HLA-B*13:01 and the dapsone hypersensitivity syndrome. N Engl J
Med 2013;369(17):1620-1628. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.