Indicaties anticoagulantia: heparine en de laagmoleculaire heparinen
(Fraxiparine, Fragmin, Clexane, Innohep). |
1. |
Preventie veneuze
trombose/longembolieën bij patiënten boven de 40 jaar die een grote
operatie ondergaan of langdurig geïmmobiliseerd worden, en bij jongere
patiënten die te zwaar zijn of ernstige varicosis/trombosis in de anamnese
hebben. (1 dd 2850 I.E (0.3 ml) Fraxiparine (nadroparine) s.c., 2 dd
5000 IE heparine s.c.) |
2. |
Preventie van postoperatieve
trombose (2850 IE Fraxiparine 12 uur voor en 12 uur na OK, daarna 1
dd gedurende 6 dagen) |
3. |
Profylactisch tijdens
hemodialyse |
4. |
Acuut hartinfarct,
in combinatie met een trombolyticum |
5. |
Instabiele angina
pectoris en non-Q-golf infarct, in combinatie met 1 dd 325 mg acetylsalicylzuur. |
6. |
Behandeling van diepe
veneuze trombose (171 IE Fraxiparine/kg/dag s.c. in 1-2 doses gedurende
10 dagen = vanaf 45 kg 2 dd 0.4 ml, vanaf 65 kg 2 dd 0.6 ml, vanaf 85
kg 2 dd 0.8 ml) |
Heparine aktiveert antithrombine III. Dit is een stollingsremmer die
thrombine bindt en faktor IX, X, XI en XII inactiveert. De juiste dosering is
dus goed te testen met de APTT (test o.a. IX, XI en XII), die tot ca 2-3 x de
uitgangswaarde verlengd moet worden (60-90 sec). Heparine werkt direkt maar
wordt snel weer afgebroken. Wordt gebruikt ter preventie van trombose, pré-
en postoperatief bij vaatchirurgie, en in de eerste 2 dagen van antistollingstherapie,
wanneer het effekt van Sintrom nog niet op gang gekomen is.
Dosering: starten
met 2500 IE (trombosebeen) tot 7500 IE I.V. ineens, gevolgd door 15-25 IE per
kg per uur (20.000-40.000 IE per dag), per infusiepomp. Na 24 uur op geleide
van APTT dosering aanpassen. De APTT is niet geschikt voor monitoring van de
laagmoleculaire heparinen.
Indicaties anticoagulantia: coumarinen (acenocoumarol, fenprocoumon) |
1. |
(Recidief)
veneuze trombo-embolie (diep veneuze trombose en longembolie) |
|
- laag risico (zoals
postoperatief) |
4 weken tot 3 maanden |
2.0-3.5 INR |
|
- intermediair risico
(eerste episode) |
3-6 maanden |
2.0-3.5 INR |
|
- hoog risico (recidief,
maligniteit) |
1 jaar tot levenslang |
2.0-3.5 INR |
2. |
Recidief veneuze
trombo-embolie tijdens adequate antistolling |
1 jaar tot levenslang |
2.5-4.0 INR |
3. |
Erfelijke
risicofactoren |
|
- antitrombine III-deficiëntie,
proteine C-deficiëntie, proteine S-deficiëntie |
zonder veneuze trombo-embolie
alleen profylactisch onder risicovolle omstandigheden |
2.0-3.5 INR |
|
- Factor V-Leiden
(APC-resistentie), protrombinemutatie |
na veneuze embolie
(zie 1 en 2) |
2.0-3.5 INR |
|
- homocysteïnemie |
geen eensluidend
standpunt |
2.0-3.5 INR |
|
- antifosfolipidensyndroom |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
4. |
Primaire preventie
veneuze trombo-embolie |
gedurende risicovolle
omstandigheden (immobiliteit, postoperatief, dec. cordis) |
2.0-3.5 INR |
5. |
Boezemfibrilleren |
|
- paroxysmaal boezemfibrilleren
al dan niet met cerebrale embolie |
langdurig |
2.0-3.5 INR |
|
- bij cardioversie |
2-3 weken voor tot
6 wk na cardioversie |
2.5-3.5 INR |
6. |
Ischemisch herseninfarct
/ TIA / RIND |
geen eensluidend
standpunt |
2.0-3.5 INR |
7. |
Arteriële embolie
(inclusief cerebrale embolie zonder boezemfibrilleren) |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
8. |
Hartklepgebreken
(m.n. mitralisstenose) |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
9. |
Hartklepprothese |
|
- mechanisch |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
|
- bioprothese |
3 maanden, soms langdurig |
2.5-4.0 INR |
10. |
Myocardinfarct |
afhankelijk van aard
en gevolgen |
2.5-4.0 INR |
11. |
Angina pectoris |
geen eensluidend
standpunt |
2.5-4.0 INR |
12. |
Coronaire bypass
/ PTCA / STENT |
geen eensluidend
standpunt |
2.5-4.0 INR |
13. |
Aneurysma cordis |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
14. |
Congestieve cardiomyopathie |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
15. |
Perifeer vaatlijden |
geen eensluidend
standpunt |
2.5-4.0 INR |
16. |
Vaatprothese benen
(veneuze graft) |
langdurig |
2.5-4.0 INR |
Bron: Federatie van Nedelandse Trombosediensten
Gecontra-indiceerd tijdens
coumarinen gebruik: miconazol systemisch en orale gel, salicylaten > 300
mg dd, azapropazon en fenylbutazon, vitamine K preparaten. De werking van coumarine
wordt versterkt door: koortsende ziekten, androgenen en anabole steroiden, amiodaron,
disopyramide, kinidine, propafenon, cefamandol, cotrimoxazol, metronidazol,
serotonine re-uptake inhibitors, tamoxifen, danazol, allopurinol, fluconazol,
ketaconazol, itraconazol, fibraten, cimetidine, glucagon, thyreomimetica, isoniazide,
disulfiram. De werking wordt verminderd door: rifampicine, barbituraten, carbamazepine,
fenytoine, primidon, amino-gluthetimide, griseofulvine, colestipol, colestyramine,
thyreostatica.
Acenocoumarol remt de aanmaak van faktoren waarvoor vitamine
K nodig is (II,VII,IX,X, proteïne C en S). Merkbaar tekort ontstaat pas na 24-48
uur. Daarom eerst heparine geven totdat de TT circa 10% is (INR 2.8). De TT
(trombotest) test specifiek de Vitamine K-afhankelijke faktoren. De snelheid
waarmee bloed van de patiënt stolt wordt uitgedrukt in % t.o.v. een controle
serum. 10% komt overeen met 100-110 sec, 5% met 175-190 sec. De juiste instelling
is 5-10% (2.8-4.8 INR). Bij veneuze trombose ± 9% (3.0 INR), bij (klep)prothesen
5-7% (4.0 INR), bij arteriële embolie 5-9% (3.5 INR). De werking van acenocoumarol
kan ook getest worden met de PTT (protrombinetijd), die onder andere II, VII
en X test. De TT wordt toenemend uitgedrukt in INR (International Normalized
Ratio).
Dosering: Sintrom en Sintrom mitis: eerste 3 dagen 4 mg, daarna op
geleide van TT/INR. Marcoumar (fenprocoumar): eerste dag 12 mg, dan 6 mg dan
3 mg, vanaf dag 4 op geleide van TT/INR.
Bij overdosering:
R/ Konakion
(fytomenadion, vit.K), druppels à 1 mg/3 druppels, kauwtabletten à 10 mg, 1-10
mg oraal. Zonodig na 8-12 uur herhalen.
R/ Konakion ampullen à 10 mg/1 ml
bij problemen met orale toediening. Cave anafylactische shock!
R/ Protrombinecomplex
(4 stollingsfactorenconcentraat) bij ernstige overdosering met bloeding.
Indicaties thrombolytica (streptokinase, urokinase, tissue plasminogeen
activator t-PA): |
● |
Intracoronaire thrombi
bij grotere infarcten, mits tijdig gestart (binnen 3 uur) |
● |
Acute vaatafsluitingen;
intra-arteriële injectie scleroseringsmiddelen. |
|
Indicaties plaatjesremmers (acetylsalicylzuur): |
● |
Dreigend infarct |
● |
Preventie |
● |
Na bypass chirurgie,
na ballondilatatie (PTCA), na Dotteren |
● |
Transient ischaemic
attacks |
● |
Oppervlakkige tromboflebitis,
tromboflebitis migrans |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.