Atrophie blanche is een afwijking bestaande uit witte
atrofische gebieden in combinatie met rode maculae, aan de rand van een veneus
ulcus. Het is het uitwendig zichtbare gevolg van de microcirculatoire afwijkingen
bij
veneuze insufficiëntie. De
rode maculae bestaan uit kluwens van een verlengd, gedilateerd, en lek capillairtje,
in de witte atrofische gebieden zijn de capillairen gesneuveld. Atrofie blanche
is een
kenmerk van veneuze insufficiëntie. Wordt soms
ook gezien bij enkele andere huidziekten zoals livedo reticularis vasculitis
(
livedoid vasculopathie) en
sclerodermie, maar omdat die zo zeldzaam zijn, mag men atrofie blanche beschouwen
als een veneus stigma. Als atrophie blanche wordt gezien in de nabijheid van
een ulcus, dan is het vrijwel zeker dat dit ulcus veneus is.
|
|
|
atrophie
blanche |
atrophie
blanche |
atrophie
blanche |
|
|
|
atrophie
blanche |
atrophie
blanche |
atrofie
verdwijnt na bedrust |
Gebieden met atrofie blanche zijn soms een voorstadium van een
ulcus cruris venosum, en kunnen pijnlijk zijn. In
de witte gebieden zijn de capillairen verdwenen, die zitten dicht door microthrombivorming
(daarom is het wit, het bloed geeft de huid de roze kleur). De overgebleven
capillairen zijn sterk verwijd en gekronkeld (en verlengd), daarom zijn ze met
het blote oog als een puntje te zien (dat is niet normaal). De bloedflow in
deze capillairen is vertraagd. Daardoor ontstaan microthrombi en is de zuurstofafgifte
verminderd. De overliggende huid leeft van diffusie vanuit de nog resterende
maar afwijkende capillairen. Bij gering trauma (stoten) is het wankele evenwicht
verstoord en ontstaat een ulcus. Atrophie blanche is meestal chronisch, maar
bij patiënten met veneuze insufficiëntie die langdurig bedrust krijgen ziet
men het toch weer langzaam verdwijnen, omdat er weer nieuwe gezonde capillairen
in groeien.
DD: littekenatrofie,
livedoid vasculopathie,
lichen sclerosus,
ziekte van Degos,
lymfocytaire vasculitis
Pathogenese van atrophie blanche en van het ulcus cruris venosum
De exacte wijze waarop niet functionerende kleppen in de venen uiteindelijk
een ulcus cruris venosum veroorzaken is nog onderwerp van discussie. De meest
gangbare theorie gaat er van uit dat het veneuze ulcus wordt veroorzaakt door
capillaire veranderingen ten gevolge van de verhoogde veneuze druk, en uiteindelijk
door occlusie van capillairen, waardoor ischemie ontstaat. Het proces begint
met het sneuvelen van de kleppen in de diepe venen (veneuze insufficiëntie).
Meestal is dat het gevolg van een doorgemaakt trombosebeen. Door de kapotte
kleppen neemt de druk in het veneuze vaatbed toe als de patiënt staat. De druk
in het veneuze systeem is bij een staande patiënt met veneuze insufficiëntie
even hoog als bij een gezonde persoon. Bij lopen daalt bij gezonden de druk
door het samenspel tussen goed werkende kleppen en kuitspiercontracties (de
spierpomp). Maar bij patiënten met kapotte kleppen gebeurt dat niet en treden
bovendien retrograde drukstoten op. Door de gemiddeld te hoge druk en de zich
tot in de capillairen voortplantende retrograde drukgolven raken de capillairen
(die niet op hoge druk berekend zijn) verwijd, verlengd en gekronkeld, en gaan
lekken. Er treedt lekkage op, vooral tussen de endotheelcellen door, maar ook
transendotheliaal. Vocht, eiwit, en erytrocyten lekken uit de vaatjes. Er ontstaat
oedeem, aanvankelijk pitting, later meer georganiseerd door fibrine en collageendepositie
(
lipodermatosclerosis genoemd).
Door het oedeem neemt de diffusieafstand voor zuurstof toe. Het fibrinogeen
dat in het bloed zit lekt uit het vat en komt in aanraking met collageen en
wordt omgezet in fibrine. Dit fibrine vormt de dikke laag eiwitbeslag die vaak
wordt aangetroffen in de wondbodem van veneuze ulcera. De erytrocyten lekken
uit het vat en worden afgebroken: er ontstaat een bruine pigmentatie door het
hemosiderine pigment (afbraakproduct van hemoglobine) uit de erytrocyten. Het
endotheel raakt geprikkeld door al deze processen en deposities rond het vat
hetgeen zich uit als verhoogde expressie van adhesiemoleculen op de endotheelwand.
De overliggende huid gaat abnormaal verhoornen (hyperkeratose), het mechanisme
daarvan is onduidelijk. Mogelijk is het een niet-specifieke reactie van keratinocyten
op ontstekingsmediatoren die worden geproduceerd door geprikkeld endotheel.
Trombocyten hechten aan de endotheelwand. Dit proces van microthrombi vorming
wordt versterkt doordat de stroomverhoudingen in de abnormale capillairen (verwijd
en verlengd) ongunstig zijn. Steeds meer capillairen sneuvelen door microthrombi
vorming. In deze fase ontstaat atrofie blanche: witte atrofische gebieden waarin
geen functionerende vaatjes meer aanwezig zijn, met daarin nog slechts hier
en daar kleine rode maculae (de overgebleven, sterk gekronkelde en slecht functionerende
capillairen). Indien de patiënt zich stoot in dit gebied raakt een wankel evenwicht
verstoord en ontstaat een ulcus.
Veneuze ulcera ontstaan waar de druk het hoogst is, laag
op het onderbeen, vaak achter de malleoli. De diagnose kan vaak al gesteld worden
op grond van bovengenoemde verschijnselen (oedeem, hyperpigmentatie, hyperkeratose
en atrofie blanche), soms is vaatonderzoek nodig om de veneuze insufficiëntie
aan te tonen dan wel (gelijktijdige) arteriële insufficiëntie uit te sluiten.
Referenties
1. |
Mekkes JR, Westerhof W. Venous Ulceration.
Lancet 1993;342:121-122. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.