Het
Marshall syndroom is een zeldzame variant van
verkregen cutis laxa. Het is voor het eerst beschreven
in 1966 door Marshall et al. bij vijf Zuid-Afrikaanse kinderen.
Cutis laxa wordt als term gebruikt voor
een heterogene groep aandoeningen met zwakte van het bindweefsel, met name de
elastine vezels daarin. Er ontstaat een slappe loshangende huid, rimpels, vroegtijdige
veroudering of anetoderma-achtige uitpuilende huid. De erfelijke varianten van
cutis laxa worden onderverdeeld in autosomaal dominant, recessief of x-linked.
De laatste 2 zijn al vanaf de geboorte aanwezig, de dominante vorm kan ook pas
op latere leeftijd manifest worden. De verkregen vorm wordt onderverdeeld in
type I and II. Type I kan op elke leeftijd ontstaan maar treft meestal volwassenen
en kan gegeneraliseerd zijn of lokaal. Type II, het Marshall syndroom (postinflammatory
elastolysis and cutis laxa) komt vooral voor bij kinderen en bestaat uit acute
grote inflammatoire plaques die later overgaan in elastolysis. NB: de term Marshall
syndroom wordt in de geneeskunde voor meerdere totaal verschillende aandoeningen
gebruikt. Er bestaat een erfelijk Marshall syndroom met chondrodysplasie, midfaciale
hypoplasie, myopie, en sensorineurale doofheid (
OMIM
154780) en er bestaat
het PFAPA Marshall syndroom (PFAPA: periodic fever, aphthous stomatitis, pharyngitis,
cervical adenitis). Daarom is het beter om de term
acquired cutis
laxa te gebruiken. Vanwege de zeldzaamheid zijn er weinig goede
foto's gepubliceerd. Een bijzondere casus is gepresenteerd online in Anais
Brasileiros de Dermatologia (Fontenelle et al.).
Klinisch beeld:
De ziekte van Marshall wordt gezien bij kinderen van 1-4 jaar, en wordt niet
voorafgegaan door een ziekte. De inflammatoire fase kan recidiverend zijn en
maanden tot jaren aanhouden. De plaques zijn in het begin erythemateus of paars
en geindureerd, soms annulaire laesies of een schilferrand. Later worden deze
gebied week en uitpuilend. De diagnose wordt gesteld op het klinisch beeld en
bevestigd met een biopt (liefst lesionaal en non-lesionaal).
DD: overige vormen van
cutis laxa,
anetodermie,
middermale elastolyse.
Pathogenese:De pathogenese is niet precies bekend.
Vermoed wordt dat de elastine vezels worden afgebroken door de enzymen (elastase)
in leukocyten en macrofagen in het ontstekingsinfiltraat. Mogelijk is er een
stoornis in de protease-inhibitors die normaal gesproken de afbraak door proteasen
remmen. Een stoornis in het koper metabolisme kan hierin een rol spelen. De
oorzaak van de acute inflammatoire plaques is ook duister. Er is een publicatie
over een cutaan lymfoplasmacytoid lymfoom overgaand in postinflammatoire elastolyse
en cutis laxa.
Therapie:In de acute fase kan men
proberen de inflammatie te dempen met lokale corticosteroïden. Ook dapson wordt
genoemd. Ontstaat eenmaal cutis laxa dan is daar niets meer aan te doen.
Referenties
1. |
Marshall J, Heyl T, Weber HW. A report on
a new variety of this phenomenon and a discussion of some syndromes
characterized by elastolysis. S Afr Med J 1966;40:1016-1022. |
2. |
Reed WB, Horowitz RE, Beighton P. Acquired
cutis laxa: primary generalized elastolysis. Arch Dermatol 1971;103:661-669. |
3. |
Machet MC, Machet L, Vaillant L, Estève E,
de Muret A, Arbeille A, et al. Acquired localized cutis laxa due
to cutaneous lymphoplasmacytoid lymphoma. Arch Dermatol 1995;131:110-111. |
4. |
Fontenelle E, de Almeida APM, de Almeida
Souza GMA. Marshall's syndrome. An Bras Dermatol 2013;88(2). |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.