De belangrijkste indicatie voor
bleomycine binnen
de dermatologie is de
intralaesionale behandeling van hardnekkige verruca vulgares,
met name de plantaire. Incidenteel wordt het ook gebruikt bij keloïd. Bleomycine
is een cytostaticum, daarom moet bij de bereiding, aflevering en hantering zorgvuldig
gewerkt worden.
![Bleomycine (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Bleomycine](../../../afbeeldingen/illustraties/bleoF.jpg) |
![Bleomycine (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Bleomycine](../../../afbeeldingen/illustraties/bleomycinF.jpg) |
bleomycine |
bleomycine
molecuul formule |
R/ Bleomycine 1 U/ml intralaesionaal. Niet gebruiken bij zwangeren of tijdens lactatie. Geleverd in koel te bewaren ampullen met 15 USP (15.000 IU). Dit oplossen in 5 ml 0.9% NaCl. Gebruik deze stockoplossing van 3 USP/ml om de 1 USP/ml vloeistof voor intralaesionale injectie te bereiden door het 1:2 te verdunnen met 0.9% NaCl. De stockoplossing kan ook worden verdund met lidocaïne 1-2% oplossing met of zonder adrenaline. Dit kan, mits met enig geduld en werkend vanuit 1 punt ingespoten, de pijn enigszins verminderen, maar het effect is niet heel groot. Het inspuiten van elke vloeistof in de voetzool is pijnlijk, en op het moment van inspuiten werkt de lidocaïne nog niet.
Indien de ampul afgesloten in de koelkast bewaard wordt blijft het lang goed, minimaal 1 maand, waarschijnlijk zelfs 6 maanden. De prijs van een ampul is rond de 33 euro.
Methode: zeer oppervlakkig inspuiten in de wrat. Gebruik een kleine spuit (2 ml) met een luerlock en een kleine naald. Gebruik tijdens het inspuiten een veiligheidsbril. Per wrat circa 0.1-0.3 ml inspuiten, maximaal 2 ml per sessie. Zo nodig eens per 3-6 weken herhalen.
Een andere methode is een druppel op de wrat aanbrengen en vloeistof met veel dunne naaldprikken in de wrat brengen. Soms wordt hiervoor een (dubbele) vaccinatienaald gebruikt. Bij deze methode wordt eerst een Duoderm hydrocolloid pleister op maat rond de wrat geplakt zodat de vloeistof niet uitloopt naar de omgevende huid. Daarna afdekken met pleister of tweede Duoderm pleister, dit 2 dagen laten zitten.
Bijwerkingen: pijn, zwelling, gevoelloosheid, lokale necrose (dit is ook de bedoeling), littekens, hyperpigmentatie, groeistoornissen van de nagel indien in de nabijheid gespoten, in zeldzame gevallen Raynaud fenomeen en necrose van de tenen die ermee behandeld zijn.
Er is in het verleden geprobeerd evidence te verzamelen over de behandeling van
voetwratten en andere verrucae vulgares. Omdat veel wratten ook spontaan verdwijnen
na verloop van tijd zijn alleen grote gecontroleerde studies betrouwbaar. Salicylzuur
houdende preparaten komen als beste naar voren.

Cryotherapie kan ook maar is pijnlijk en is voor de standaard wrat niet significant
beter dan salicylzuurpreparaten.

Afplakken met duct tape blijkt niet effectief.

Voor bleomycine geld dat er onvoldoende goede studies zijn en tegenstrijdige
resultaten. Er kan op dit moment niet met zekerheid een uitspraak gedaan worden
over de effectiviteit van bleomycine. Intralaesionale behandeling van
verrucae vulgares kan nog wel beschouwd worden als een
derde lijns optie als andere therapieën gefaald hebben.
Referenties
1. |
Gibbs S, Harvey I, Sterling J, et al. Local
treatments for cutaneous warts: systematic review. In: The Cochrane
Library, Issue 3, 2004. |
2. |
Chichester, UK: John Wiley & Sons Ltd.
Search date 2003; primary sources Medline, Embase, Cochrane Controlled
Trials Register, Cochrane Skin Group trials register, hand searches
of references, and contact with pharmaceutical companies and experts. |
3. |
Bunney MH, Nolan MW, Buxton PK, et al. The
treatment of resistant warts with intralesional bleomycin: a controlled
clinical trial. Br J Dermatol 1984;111:197-207. |
4. |
Perez Alfonzo R, Weiss E, Piquero Martin
J. Hypertonic saline solution vs intralesional bleomycin in the
treatment of common warts. Dermatol Vener 1992; 30:176-178. |
5. |
Rossi E, Soto JH, Battan J, et al. Intralesional
bleomycin in Verruca vulgaris. Double-blind study. Dermatol Rev
Mex 1981;25:158-165. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.