Calcinosis cutis kan voorkomen bij
auto-immuun
bindweefselziekten zoals dermatomyositis, systemische sclerodermie,
mixed connective tissue disease (MCTD), en SLE (systemische lupus erythematosus.
Met name bij
dermatomyositis komt het vaak voor. Van
de juveniele dermatomyositis patiënten krijgt 30-70% binnen 2-3 jaar calcinosis
cutis, bij de adulte dermatomyositis krijgt circa 20% binnen 8 jaar calcinosis
cutis. Er worden verschillende vormen van
calcinosis
cutis onderscheiden (dystrofisch, metastatisch, idiopathisch, iatrogeen,
tumoraal, en calciphylaxis); het dystrofische type wordt het meest gezien bij
auto-immuunziekten.
Het klinisch beeld is variabel. Soms alleen kleine
nodi of plaques, of subcutane harde tumoren, soms uitgebreide verkalkingen in
spieren of fascie. Vooral op de romp en extremiteiten, met name daar waar de
dermatomyositis gelokaliseerd was. Het neemt geleidelijk toe in de loop der
jaren en kan ook weer (deels) verdwijnen. De calcificaties kunnen klachten veroorzaken
zoals ulceratie, secundaire infecties, pijn, contracturen en bewegingsbeperkingen.
Het serum calcium en fosfaat is niet verhoogd.
De oorzaak is niet bekend.
Een hypothese is dat er door chronische ontsteking calcium vrijkomt uit mitochondriën
in spieren. Maar het komt wel vaker voor dat kalkafzetting optreedt in inflammatoire
processen.
Therapie:Calcinosis cutis bij dermatomyositis
is moeilijk te behandelen. Het lijkt belangrijk te zijn om de dermatomyositis
in een vroeg stadium agressief te behandelen, dan treedt er ook minder calcificatie
op. In kleine niet gecontroleerde studies wordt effect beschreven van diltiazem,
bisfosfonaten, natrium thiosulfaat, aluminumhydroxide, warfarine, probenecid,
colchicine, minocycline, intraveneuze immunoglobulinen, biologicals (infliximab,
abatacept, rituximab, anakinra) en JAK inhibitors (tofacitinib). De meest effectieve
therapie, indien mogelijk, is chirurgische excisie.
R/ diltiazem 1 dd
240 mg (kinderen 2-6 mg/kg/dag).
R/ alendroninezuur 1 dd 10 mg of 70 mg per
week (kinderen 0.4 mg/kg/dag).
R/ pamidroninezuur i.v. 30-90 mg verdeeld
over 2-4 dagen (kinderen 1 mg/kg/dag gedurende 3 dagen elke 3 maanden).
R/
natriumthiosulfaat 10% crème, 1 dd aanbrengen.
R/ natriumthiosulfaat i.v.
20 mg/dag (kinderen 10 mg) gedurende 5 dagen van de maand, 6 maanden lang.
R/ natriumthiosulfaat intralesionaal 1-3 g per week (experimenteel).
R/ aluminumhydroxide
(maagzuurremmer) 3 dd 600 mg.
R/ warfarine 1 dd 1 mg. Warfarine is in Nederland
niet beschikbaar, waarschijnlijk heeft acenocumarol het zelfde effect.
R/
Sintrom (acenocoumarol) op geleide van de INR.
R/ probenecide 2 dd 250-500
mg, zonodig verhogen tot 2 dd 1000 mg.
R/ colchicine 2 dd 0.5 mg.
R/ minocycline
1 dd 50-100 mg.
R/ intraveneuze immunoglobulinen 2 g / kg elke 4 weken.
R/ infliximab 3 mg/kg op week 0, 2, 6 en daarna elke 8 weken.
R/ abatacept
10 mg/kg op week 0, 2, 4 en daarna elke 4 weken.
R/ rituximab 500-1000 mg/m2
op week 0 en 2, en daarna elke 6 maanden.
R/ anakinra 1 dd 100 mg.
R/
tofacitinib 2 dd 5 mg.
Referenties
1. |
Chung M, Chung L. Management of Calcinosis
Associated with Dermatomyositis. Curr Treat Options in Rheum 2019;5:242-257.
PDF |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.