Geneesmiddelen kunnen uiteenlopende reacties veroorzaken.
Fototoxische en allergische reacties zijn soms lastig van elkaar te
onderscheiden. Deze reacties ontstaan door lokaal toegepaste medicamenten of
door systemisch toegediende medicamenten. Bij lokale toepassing worden op de
applicatieplaats erytheem, vesicels, bullae en soms eczemateuze laesies
gezien. Reacties bij systemisch toegediende medicamenten verschijnen op alle
aan zonlicht blootgestelde huiddelen, vooral aan het hoofd, de hals en aan
de handen. Vaak is er sprake van een scherpe afgrenzing met de gezonde huid.
UV-filters in zonnebeschermingscrèmes (p-aminobenzoëzuur en derivaten),
promethazine, koolteerderivaten en buclosamide kunnen aanleiding geven tot
lokale reacties. Reacties op systemisch toegediende medicamenten worden wel
waargenomen bij amiodarone, psoralenen (PUVA-therapie), nalidixinezuur,
griseofulvine, tetracyclines en prolixan.
Acne folliculitis (men
spreekt over acne venenata als er door uitwendige blootstelling een
folliculaire reactie met comedovorming optreedt) komt voor bij blootstelling
aan petroleum, snijolie (metaalbewerkingsvloeistof), koolteer, gechloreerde
koolwaterstoffen (sommige bestrijdingsmiddelen) en corticosteroïden kunnen
dit beeld veroorzaken. Lokale corticosteroïden veroorzaken eveneens het
karakteristieke beeld van periorale dermatitis. Systemisch toegediende
medicamenten, zoals corticosteroïden, lithium, hidantoïne en rifampicine
kunnen een acne induceren of verergeren.
Irritatie
contactdermatitis: acute contact dermatitis komt vrij zeldzaam voor en
treedt meestal op door onvoldoende beschermingsmaatregelen, te hoge
concentratie of overdosering. Bekende voorbeelden zijn podophylline bij de
behandeling van condylomata acuminata en phenol, zoals dat wel gebruikt
wordt voor chemische peeling en depigmentatie. Klinisch is er veelal sprake
van een nattende necrose.
Subacute irritatie contactdermatitis uit
zich klinisch meestal als een erytheem met schilfering, treedt op enkele
dagen tot weken na applicatie van het uitwendig medicament en wordt gezien
bij de lokale behandeling van acne met preparaten als salicylzuur,
resorcinol, tretinoïne en benzoylperoxide. Andere voorbeelden zijn dithranol
(cignoline) bij psoriasisbehandeling en teerpreparaten bij de behandeling
van eczeem of psoriasis. Over het algemeen is er in deze gevallen sprake van
een te hoge concentratie. Irritatie reacties treden sneller op onder
occlusie, zoals onder pleisters, kleding en in huidplooien. In de inleiding
is reeds vermeld dat een chronische irritatie contactdermatitis nogal eens
veroorzaakt wordt door de fysicochemische eigenschappen van het vehiculum
zelf. Met name het uitdrogende effect van poeders, pasta's, crèmes en
lotions geeft in de wintermaanden bij de behandeling van huidafwijkingen
aanleiding tot een complicerende uitdrogingsdermatitis of eczema craquelé.
Pigmentveranderingen: benzoylperoxide geeft verbleking van het haar.
Corticosteroïden en tretinoïne kunnen een hyper- of hypopigmentatie geven.
Hyperpigmentatie wordt soms gezien door systemisch toegediende medicamenten,
zoals tetracyclines, anticonceptiva, antimalaria middelen en fenothiazine.
Urticaria: Het optreden van gegeneraliseerde urticaria door systemisch
toegediende medicamenten is algemeen bekend. Men ziet dit bijvoorbeeld bij
penicillinederivaten, glafenine en nitrofurazone. Minder bekend is dat door
applicatie van een uitwendig medicament contacturticaria kunnen optreden.
Soms is dit effect min of meer gewenst, zoals bij de toepassing van
methylsalicylaten en nicotinezuuresters in lokale zalven ter verlichting van
spierpijn. Ongewenste reacties geven aanleiding tot een prikkend, stekend,
warm gevoel, dat na enig tijd gevolgd wordt door een urticariële laesie.
Deze reacties zijn waargenomen op verschillende alcoholen die toegepast
worden in uitwendige medicamenten, zoals cetyl en propylalcohol, op
benzocaïne, kamfer, perubalsem, salicylzuur, eugenol en resorcinol.
MEDICAMENTEN: CONTACT MET MEDICAMENTEN Type IV
allergieën voor uitwendige medicamenten worden vooral gezien bij chronische
huidafwijkingen, zoals stasis eczeem, ulcera crures, perianaal eczeem,
chronische otitis externa of herpes labialis. De aanwezigheid van veel
immuuncompetente cellen bij deze chronische huidaandoeningen bevordert de
inductie van een type IV allergie. Deze type IV allergie uit zich als een
dermatitis of eczema, die vaak niet te onderscheiden is van de
oorspronkelijke aandoening en wordt soms gemaskeerd door het gelijktijdig
gebruik van lokale corticosteroïden. In zeldzame gevallen kan het
corticosteroïd zelf een type IV allergie induceren. Soms geeft een type IV
allergie geen dermatitis of eczeem, maar purpura, pigmentaties, granulomen,
contacturticaria of een erythema exudativum multiforme. De volgende groepen
van medicamenten of bestanddelen van vehicula geven regelmatig een type IV
allergie:
- conserveermiddelen
- lokaal anaesthetica
- zalfbasisbestanddelen
- plantaardige middelen
-
antibiotica
- chemotherapeutica
![Positieve plakproef timolol (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Positieve plakproef timolol](../../../afbeeldingen/positieve-plakproef-timolol-1z.jpg) |
positieve
plakproef timolol |
CONSERVEERMIDDELEN IN MEDICAMENTEN Conserveermiddelen moeten
de groei van bacteriën, gisten en schimmels voorkomen. Anti-oxidantia
voorkomen het ranzig worden van toegepaste plantaardige of dierlijke vetten
in het vehiculum. Conserveermiddelen die wel een type IV allergie induceren
zijn esters van p-hydroxybenzoëzuur (zgn. parabenen), kwikverbindingen (b.v.
thimerosal) en quaternaire ammoniumverbindingen.
In de
volgende produkten zijn geen conserveermiddelen verwerkt: eucerine cum aqua,
ung lanette, ung cetomacrogolis, ung leniens (wel rozenolie), vaseline
album, paraffine, zinkolie, zinkoxidesmeersel, ung zinci oxidi 10%, ung
hypromellosi 20%.
Sorbinezuur (eventueel te vervangen door
propyleenglycol) is verwerkt in cremor lanette I en II, cremor
cetomacrogolis, cremor HCA en TAC FNA, cremor tretinoini 0.05%, en cremor
siliconis 20% FNA.
ZALFBASISBESTANDDELEN
Lanoline is een veelvuldig toegepast bestanddeel van crèmes en zalven
(kan ook in FNA HCA/TAC zalf verwerkt zijn). Het is afkomstig van wolvet en
bevat verschillende allergenen, waaronder wolalcoholen. Een type IV allergie
wordt voornamelijk gezien door toepassing bij chronische huidaandoeningen,
zoals het stasis eczeem of het ulcus cruris. Het gebruik van
lanolinebevattende uitwendige medicamenten moet bij deze huidafwijkingen dan
ook vermeden worden. Ethyleendiamine wordt wel als stabilisator in zalfbases
toegepast. Bij patiënten met een ethyleendiamine allergie worden systemische
reacties gezien na inname van aminophylline, dat voor 1/3 deel bestaat uit
ethyleendiamine. Sommige anti-histaminica zijn verwant aan ethyleendiamine
en na inname van hydroxyzine, promethazine en antazoline kunnen
gegeneraliseerde reacties optreden.
In de volgende FNA
produkten zijn
wolalcoholen
verwerkt: eucerine (cum aqua), ung aquosum, ung HCA en TAC FNA, oculentum
simplex, ung tetracyclini. Voor HCA en TAC zalf bestaan
alternatieve bases.
ANTIBIOTICA-CHEMOTHERAPEUTICA
In Nederland worden voor lokale therapie veel gebruikt: neomycine,
framycetine, bacitracine, polymixine B, nitrofurazone, fucidinezuur,
erytromycine, clindamycine en clioquinol. Allergieën voor neomycine,
framycetine, nitrofurazone, polymixine B en clioquinol worden in deze
volgorde regelmatig gezien. Neomycine kan kruisreacties geven met kanamycine
en garamycine, waardoor orale toepassing van deze antibiotica bij patiënten
met een allergie voor neomycine niet mogelijk is. Penicilline en
sulfapreparaten geven bij lokale toepassing veelvuldig allergieën en deze
middelen worden in Nederland niet meer lokaal gebruikt. Tromantadine HCl,
een anti-viraal middel, wordt regelmatig toegepast bij herpes simplex
infecties en geeft bij ongeveer 5 tot 10% van de gebruikers een type IV
allergie!
LOKALE ANAESTHETICA Deze
zijn onder te verdelen in twee groepen:
a. esters van p-aminobenzoëzuur
(zgn. paraverbindingen), zoals procaïne en benzocaïne
b.
amide-afgeleiden, zoals lidocaïne (xylocaïne) en prilocaïne (citanest).
Allergieën voor anaesthetica uit de paragroep worden regelmatig gezien.
Allergieën voor anaesthetica uit de amidegroep zijn zeer zeldzaam.
p-Phenyleendiamine (kleurstof voor bijvoorbeeld haarverf) en
p-aminobenzoëzuur (toegepast in sunscreens) zijn eveneens paraverbindingen
en kunnen bij benzocaïne-overgevoelige patiënten verantwoordelijk zijn voor
uitgebreide kruisreacties.
PLANTAARDIGE MIDDELEN
Plantaardige middelen zijn altijd populair geweest voor de
behandeling van huidafwijkingen, maar zijn tevens verantwoordelijk voor het
regelmatig optreden van type IV allergieën. Bekende voorbeelden zijn
perubalsem, houtteerextracten, arnica en de laatste tijd ook propolis.
Propolis is een harsachtig materiaal dat door bijen verzameld wordt van
vooral populieren en dat gemengd met bijenwas gebruikt wordt voor de opbouw
van de honingraten. Wegens zijn vermeende geneeskrachtige werking is
propolis populair in het gebruik.
DIVERSE MEDICAMENTEN
De anti-histaminica promethazine en tripelenamine, vaak
gebruikt bij lokale behandeling van insectenbeten, geven soms aanleiding tot
type IV allergieën. Allergieën voor corticosteroïden en antimycotica komen
voor, maar zijn relatief zeldzaam. Wel worden regelmatig allergieën gezien
voor benzoylperoxide, dat toegepast wordt in veel acnepreparaten.
Auteur(s):dr. H.B. van der Walle. Dermatoloog, ZH
Rijnstate, Arnhem.