Eosinofilie (een verhoogd aantal eosinofiele granulocyten
in het bloed) wordt gezien bij vele verschillende aandoeningen, zoals bijvoorbeeld
atopie, worminfecties, connective diseases en hypereosinofiel syndroom. Naast
eosinofilie in het bloed kan een verhoogd aantal eosinofielen ook worden gezien
in een huidbiopt of in een direct preparaat (
Diffquick)
van een pustel of vesikel. Eosinofilie in de huid of in het bloed kan jeuk veroorzaken,
door vrijkomen van de eosinofiele granula.
De normale range van eo's in het
bloed is 0.05-0.5 x 10
9/l.
In een diff is gemiddeld 2% (0-7%) van de witte bloedcellen eosinofiel. Bij
meer dan 10% eo's in een diff is er sprake van een relevante verhoging. Bij
sterk verhoogde eosinofilie, > 1500 eo's per microliter (1.5 x 10
9
per liter), kan er sprake zijn van een hypereosinofiel syndroom. Bij extreem
hoge eosinofilie (> 10.000 eo's per microliter, 10 x 10
9
per liter) denken aan hypereosinofiel syndroom, viscerale larva migrans, tropische
eosinofilie, eosinofiele leukemie. Bij anemie en/of lymfadenopathie denken aan
lymfomen en leukemie; consult haematoloog (beenmergpunctie) en lymfklierbiopt.
Bepaal ook het totaal IgE (bij eosinofilie + verhoogd IgE denken aan atopische
dermatitis, allergische granulomatose, worminfestaties, immuundeficiënties,
m. Hodgkin, hypereosinofiel syndroom). Bij patiënten die in de tropen zijn geweest
parasieten uitsluiten. Controleer de faeces 3 keer, verricht zonodig serologisch
onderzoek, overleg met tropenarts. Bij gewrichtsklachten denken aan bindweefselziekten.
Bij eosinofilie in combinatie met eczeem, groeiachterstand en recidiverende
infecties denken aan immuundeficiëntie-syndromen.
DD eosinofilie in het bloed: |
Infecties (bacteriëel (scarlatina,
kattekrabziekte,
TBC,
lues II,
lepra), viraal (erythema
infectiosum), mycose (coccidioidomycosis,
chronische mucocutane candidiasis),
parasieten (wormen,
Pneumocystis carinii, amoebiasis),
scabies) Insektensteken
(culicosis)
Geneesmiddelen (toxicodermie)
Inflammatoire huidziekten (atopisch
eczeem, allergisch contacteczeem,
eosinofiele cellulitis (Well's),
eosinofiele pustuleuze folliculitis
(Ofuji), erythema toxicum
neonatorum, incontinentia
pigmenti (1e stadium),
infantiele acropustulose,
granuloma faciale,
erythema exsudativum
multiforme, toxische epidermale necrolyse,
acute urticaria,
drukurticaria,
urticaria pigmentosa),
bulleuze dermatosen
(pemphigus,
parapemphigus,
herpes gestationis,
dermatitis herpetiformis)
Bindweefselziekten (eosinofiele
fasciitis, sclerodermie,
allergische granulomatose
(Churg en Strauss), rheumatoïde arthritis,
Sjögren syndroom)
Immunodeficiënties (graft
versus host disease,
hyper IgE-syndroom, selectieve IgA deficiëntie,
Wiskott-Aldrich syndroom,
Nezelof syndroom) Myeloproliferatieve aandoeningen
(CTCL, m. Hodgkin,
hypereosinofiel syndroom, angioimmunoblastaire lymfadenopathie,
angiolymfoïde hyperplasie met eosinofilie) |
DD eosinofilie in biopt: |
Worminfecties,
scabies, sommige
insektensteken,
toxicodermie,
atopisch eczeem,
allergisch contacteczeem,
eosinofiele cellulitis,
eosinofiele pustuleuze folliculitis
(Ofuji), erythema toxicum
neonatorum, incontinentia
pigmenti, drukurticaria,
parapemphigus,
pemphigus,
herpes gestationis,
dermatitis herpetiformis,
allergische granulomatose,
graft versus host
disease, hypereosinofiel
syndroom, hyper IgE-syndroom,
IgA-deficiëntie,
Wiskott-Aldrich syndroom. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.