Erysipelas is een ontsteking van de huid en subcutis,
ook via de lymfbanen voortschrijdend, gekenmerkt door een pijnlijke, warm aanvoelende
scherp begrensde erythemateuze en oedemateuze huid, vaak gepaard gaande met
hoge koorts (>39 °C), koude rillingen, algemene malaise, hoofdpijn en braken,
en veroorzaakt door
beta-hemolytische streptokokken
(Lancefield groep A). De meest voorkomende lokalisatie is het onderbeen, maar
erysipelas kan ook in het gelaat voorkomen.
Het betreft meestal een oppervlakkige
infectie. Soms is de schade dieper en ernstiger en ontstaat een beeld dat in
de richting van een
necrotiserende fasciitis gaat
(
erysipelas necroticans). Diepe necrotische ulcera
kunnen ontstaan; vooral indien tevoren reeds een marginale arteriële doorbloeding
bestond. Door het oedeem kan de circulatie worden gehinderd; ook kunnen bullae
ontstaan (
erysipelas bullosa). De infectie kan in
zeldzame gevallen levensbedreigend verlopen (
Streptococcal toxic
shock syndrome). Risicofactoren voor een ernstiger verloop zijn
vooral comorditeit, zoals diabetes, nier- en leverfunctiestoornissen, obesitas,
granulocytopenie (splenectomie), hart- en longproblemen, en oudere leeftijd.
Invasieve groep A (iGAS)-infecties (streptokokken toxische shock
syndroom, fasciitis necroticans, of puerperale koorts) vallen sinds 2023
onder de meldingsplichtige ziekten. Invasieve infecties kunnen ook worden
veroorzaakt door
Streptococcus dysgalactiae subsp. equisimilis
(SDSE), een streptokok behorend
tot
groep C of G,, die steeds vaker wordt gekweekt,
vooral bij ouderen. Zie verder onder
Streptococcus dysgalactiae.
|
|
|
erysipelas |
erysipelas |
erysipelas |
|
|
|
erysipelas
bullosa |
erysipelas
bullosa |
ecthyma |
|
|
|
ulcus |
necrotiserende
fasciitis |
necrotiserende
fasciitis |
Staphylococcus aureus kan een op erysipelas lijkende
maar minder scherp begrensde roodheid veroorzaken (waarvoor dan de niet-specifieke
term
cellulitis vaak wordt gebruikt). Menginfecties
komen uiteraard ook voor. Het is niet altijd mogelijk om op het klinisch beeld
een uitspraak te doen over de verdachte verwekker. In de Engelstalige literatuur
worden de begrippen cellulitis en erysipelas door elkaar gebruikt. In Nederland
is het gebruikelijk om de term
erysipelas te gebruiken
voor de klassieke streptokokken infectie met
scherp begrensde roodheid
en
hoge koorts.
Porte d'entrée:
De porte d'entrée kan zijn een eenvoudige (schaaf)wond, eczeem, rhagaden bij
mycosis pedis, hyperkeratosen, M. Hansen, papillomatosis bij lymfoedeem, een
ulcus, etc. Oedeem zoals bij veneuze insufficiëntie of lymfoedeem zoals bij
filariasis of na mastectomie is een predisponerende factor. De infectie op zich
destrueert de lymfbanen, waardoor recidiefinfecties eerder en heviger optreden.
Een deel van de patiënten die erysipelas ontwikkelen had daarvoor al een (subklinische)
lymfafvloedbeperking.
Diagnostiek:De diagnose wordt
gesteld op het klinisch beeld. Het nut van oppervlakkige huidkweken voor het
identificeren van de verwekker is twijfelachtig. De oppervlakkig aangetroffen
flora hoeft niet dezelfde te zijn als de verwekker. Soms kan de streptococ worden
gekweekt uit een kweekbiopt of uit een aspiraat (huid reinigen met alcohol zonder
chloorhexidine, steriel fysiologisch zout inspuiten subcutaan en weer optrekken).
Beide technieken kunnen fout-negatief uitvallen en worden voor de dagelijkse
praktijk als te bewerkelijk en niet zinvol beschouwd. In bijzondere gevallen,
waarin het nodig lijkt te zijn de verwekker te kweken (twijfel over de diagnose,
ter documentatie, resistentiebepalingen bij therapiefalen) kan men een kweekbiopt
of aspiratievloeistof inzenden. Bij koorts > 39 °C wordt soms protocollair
een bloedkweek afgenomen, maar als de klinische diagnose erysipelas reeds gesteld
is, is dat niet zinvol en het is zeker niet verantwoord om op de uitslag te
wachten; men start direct antibiotica. Indien er een duidelijke porte d'entrée
is zoals een ulcus of rhagaden, of een (haemorrhagische) bulla, heeft het zin
om daar een kweek af te nemen. Soms wordt daar toch een streptokok uit gekweekt,
en vaker stafylokokken, waarvan het nuttig kan zijn om het resistentie patroon
te kennen.
Bij de diagnostiek hoort ook een lichamelijk onderzoek met
aandacht voor de perifere arteriële circulatie en de regionale lymfklieren,
en een algemeen bloedonderzoek (BSE, leuko's + differentiatie, CRP). Het bepalen
van de
anti-streptolysine titer
en
anti-DNAse B kan bij twijfel
over de diagnose nuttig zijn om een recente infectie met streptokokken aan te
tonen. De specificiteit bij huidinfecties is echter niet zo hoog en deze gegevens
zijn pas achteraf bekend. Een titerstijging (waarvoor dus na 2 weken een tweede
serummonster moet worden ingezonden) of een hoger dan normale titer (AST >
1:200, anti-DNAseB > 1:340) zijn suggestief voor een streptokokken infectie.
Differentiële Diagnose:
staphylococcen infectie (cellulitis),
trombosebeen,
tromboflebitis,
necrotiserende fasciitis,
hypostatisch eczeem,
hypodermitis, dermatitis z.n.s.,
contacteczeem,
toxicodermie,
Well's syndroom, neuropathie met vasodilatatie,
reflexdystrofie,
erythema chronicum migrans,
acrodermatitis chronica
atrophicans, allergische reactie op insectenbeten,
cryptococcosis, lymfangitis carcinomatosa,
decompensatio cordis. Bij een ulcus omgeven door een erythemateuze zone is deze
DD uit te breiden met: perifocaal eczeem (dermatitis bacteriogenes), maceratie
door wondvocht of gebruikte therapeutica, acute arteriële afsluiting,
pyoderma gangrenosum, dermatitis
artefacta. Denk bij uitgebreide zwarte necrose ook aan stollingsstoornissen
(
hypercoagulabiliteit).
Therapie:De behandeling bestaat uit het starten van
antibiotica en het behandelen van de porte d'entrée. De therapie moet effectief
zijn tegen streptokokken, en in sommige gevallen tevens tegen
Staphylococcus
aureus. Bij
milde infecties kan het oraal, bij
ernstige infecties moet het soms klinisch en intraveneus
met hoge doseringen. Schrijf ook adequate pijnstilling voor.
Kweken met
resistentiebepalingen zijn op het moment van starten van de antibiotische therapie
meestal niet beschikbaar en als ze er zijn is het de vraag of de gekweekte bacteriën
representatief zijn voor wat er zich in de diepere weefsellagen afspeelt.
Streptokokken zijn zeer gevoelig voor penicillinen zoals feneticilline,
benzylpenicilline, fenoxymethylpenicilline, en amoxicilline, deze middelen blijven
daarom eerste keus. De meeste (80-90%) stafylokokken zijn resistent voor deze
penicillinen. Bij
S. aureus infecties is flucloxacilline daarom het
middel van eerste keus. Streptokokken reageren ook, maar iets minder goed, op
flucloxacilline. Er zijn diverse antibiotica die zowel tegen streptokokken als
tegen de meeste
stafylokokken
werkzaam zijn (amoxicilline/clavulaanzuur, azithromycine, claritromycine, clindamycine,
erytromycine, cefalexine, cefalotine, cefuroximaxetil, flucloxacilline, roxitromycine).
Stafylokokken kunnen resistent zijn of worden tegen bovengenoemde middelen.
In ernstige gevallen, waarbij zekerheid nodig is kan men benzylpenicilline en
flucloxacilline combineren. Clindamycine is een goed middel, waarschijnlijk
effectiever dan claritromycine of erytromycine, maar heeft wat meer bijwerkingen.
Er zijn echter ook clindamycine-resistente staphylococcen, en dat zal waarschijnlijk
toenemen bij toenemend gebruik van clindamycine. Het is daarom verstandig om
clindamycine te reserveren voor de moeilijkere gevallen, zoals bijvoorbeeld
de menginfecties bij osteomyelitis. Het voordeel van claritromycine tegenover
erytromycine is de eenvoudige 2-daagse inname, waardoor de therapietrouw verbetert.
Claritromycine kan echter niet voor alle indicaties erytromycine vervangen (o.a.
bij zwangerschap niet).
Duur van de antibioticakuur
Hierover bestaan weinig betrouwbare vergelijkende studies. In het algemeen wordt
een kuur van 10-14 dagen geadviseerd. Een kortere duur volstaat bij azithromycine
(5 dagen) en roxitromycine (7 dagen).
Ondersteunende maatregelen
Identificeren en behandelen van de porte d'entree. Wondjes laten genezen. Goede
hygiëne betrachten (voeten reinigen, zonodig dagelijks Hibiscrub of betadine
jodium zeepbad). Eventuele aanwezige eczemen en kloven behandelen. Voetschimmel
behandelen met lokale en zonodig systemische antimycotica.
Compressie
therapieOnder een deel van de Nederlandse dermatologen circuleert
de gedachte dat het voor de genezing beter is als er een compressieverband wordt
aangelegd om het oedeem te bestrijden. Maar er is geen enkele evidence voor
deze opvatting, en het is ook niet zonder gevaar. Een compressieverband, aangelegd
in de acute fase, kan ischemie veroorzaken met necrose tot gevolg. Ernstige
erysipelas moet eerst met antibiotica worden behandeld, en vaak ook met bedrust
en hoogleggen van het been. Pas na afname van de acute ontstekingsverschijnselen
(koorts, roodheid, zwelling) kan er eventueel worden gezwachteld als nabehandeling,
ter bestrijding van het oedeem. In alle gevallen moet eerst worden vastgesteld
of de patiënt geen arterieel vaatlijden heeft want anders gaat het ernstig mis
door het zwachtelen. In richtlijnen van andere disciplines (chirurgen, internisten)
en in Amerikaanse richtlijnen wordt compressietherapie niet genoemd als een
zinvolle maatregel. Men is het er wel over eens dat bij persisterend oedeem
(na enkele (4-6) weken) het verstandig is om ambulante compressie toe te passen,
totdat het oedeem verdwenen is, en daarna een therapeutisch elastische kous
om het oedeemvrij te houden. Als het oedeem is verdwenen en ook zonder kous
wegblijft, hoeft de kous niet meer te worden gedragen. Bij recidiverende erysipelas
kan het soms wel nodig zijn om compressietherapie toe te passen, namelijk als
er sprake is van veneuze insufficiëntie of lymfoedeem.
Klassieke erysipelas, ongecompliceerd, veroorzaakt door hemolytische
streptokokken groep A:R/ feneticilline, 4 dd 1 caps
à 500 mg of 3 dd 1000 mg gedurende 10-14 dagen. Bij voorkeur niet bij de maaltijd
innemen (1 uur ervoor of 2 uur erna).
Ook andere penicillinen werken, zoals:
R/ fenoxymethylpenicilline, 4 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ amoxicilline,
3 dd 750 mg gedurende 10-14 dagen.
Bij allergie voor penicillinen:
R/ claritromycine 2 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ clindamycine 3 dd
600 mg gedurende 10-14 dagen (zie opmerking hieronder).
R/ erytromycine 4 dd 500
mg gedurende 10-14 dagen.
R/ azithromycine 1 dd 500 mg gedurende
5 dagen.
R/ roxitromycine 2 dd 150 mg gedurende 7 dagen.
Resistentie van groep A streptokokken voor clindamycineIn een artikel in the
Lancet uit 2021 wordt melding gemaakt van een toenemende resistentie van groep A streptokokken voor clindamycine. In de periode 2011-2018 steeg het percentage resistente bacteriën
(in het microbiologie lab van de auteurs) van 8.9% naar 24.2%.
Het is belangrijk om daar rekening mee te houden, want clindamycine wordt
vaak genoemd als een alternatief bij penicilline allergie.
Verdenking op erysipelas, ongecompliceerd; (meng-)infectie met staphylococcen
niet uit te sluiten:R/ flucloxacilline 4 dd 1 caps à 500 mg
of 3 dd 1000 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ amoxicilline/clavulaanzuur
3-4 dd 500/125 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ claritromycine 2 dd
250 mg, bij ernstige infecties 2 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ clindamycine 3 dd 600 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ roxitromycine 2 dd 150
mg gedurende 7 dagen.
R/ cefalexine 4 dd 500 mg of Zinnat (cefuroximaxetil)
2 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ erytromycine, 4 dd 1 caps à 500 mg
gedurende 10-14 dagen.
Bij Staphyloccus aureus als belangrijkste
verdachte pathogeen ('cellulitis'):R/ flucloxacilline 4 dd
1 caps à 500 mg of 3 dd 1000 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ claritromycine
2 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ clindamycine 3 dd 600 mg gedurende
10-14 dagen.
R/ flucloxacilline 4-6 dd 1000 mg iv gedurende 10-14 dagen in
ernstige gevallen.
R/ clindamycine 3 dd 600 mg iv gedurende 10-14
dagen in ernstige gevallen, bij allergie voor penicilline.
Zie ook onder
cellulitis.
Kinderen:R/
claritromycine suspensie 2 dd 7.5 mg/kg gedurende 7-10 dagen (zie
tabel).
R/ azithromycine 1 dd 10 mg/kg gedurende 3 dagen.
Bij allergie
voor penicillinen:R/ claritromycine 2 dd 500 mg gedurende
10-14 dagen.
R/ clindamycine 3 dd 600 mg oraal gedurende 10-14
dagen. Clindamycine kan ook iv worden gegeven (3 dd 600 mg) maar het is niet
aangetoond dat het beter is dan oraal.
R/ erytromycine 4 dd 500 mg gedurende
10-14 dagen.
R/ azithromycine 1 dd 500 mg gedurende 5 dagen.
R/ roxitromycine 2 dd 150 mg gedurende 7 dagen.
Bij een recidiverende
cellulitis kan worden overwogen om een eventueel aanwezig
S. aureus dragerschap
te behandelen met mupirocine neuszalf en betadine scrub of Hibscrib voor het
lichaam.
Ernstige infectie
In ernstige gevallen kan
klinische behandeling met
bedrust en
intraveneuze toediening van
antibiotica nodig zijn. Tijdens opname kan de patiënt goed geobserveerd
worden, de grenzen van de roodheid kunnen worden afgetekend en vervolgd, en
dehydratie en pijn kan worden bestreden. Oedeem kan worden bestreden door de
benen hoog te leggen. Daarnaast kunnen huidafwijkingen direct worden behandeld
en is er aandacht voor een goede wondbehandeling en kan necrotisch weefsel zonodig
worden verwijderd.
Onder
ernstige infectie wordt
verstaan bijvoorbeeld zeer uitgebreide erysipelas, met pijn, koorts en malaise;
hoge koorts met delier; overgangsvormen naar necrotiserende fasciitis; erysipelas
die onvoldoende reageert op reeds ingestelde orale therapie, erysipelas bullosa
of erysipelas met ulceraties; erysipelas in het gelaat (zie verder); erysipelas
bij ischemisch vaatlijden; erysipelas bij immuungecompromitteerden. Ook bij
patiënten met morbide obesitas, lymfoedeem, of lipoedeem kan het nodig zijn
om hoog te doseren en intraveneus te behandelen. Er kunnen ook andere redenen
zijn voor een opname, waaronder de wens tot obervatie of verdere diagnostiek,
misselijkheid en overgeven waardoor orale medicatie niet binnenblijft, gebrek
aan verzorgingsmogelijkheden thuis, twijfel aan therapietrouw, of bijkomende
problemen zoals decompensatio cordis of dehydratie.
Erysipelas kan ernstig
zijn en er kan forse schade aan het weefsel worden aangericht. In dat proces
zit een vertraging. De schade kan in de eerste dagen ontstaan maar pas in de
tweede week zichtbaar worden als blaren, blauwe verkleuringen of zwarte necrose.
Vaak wordt dan gedacht dat de infectie nog actief is en dus het antibioticum
niet goed werkt, en er wordt geswitched naar een andere optie, soms minder logisch.
Meestal is dat niet nodig: de streptokok is allang dood, maar het demarcatieproces
is nog gaande. Uiteraard kunnen er gevallen zijn waarin er een bijzondere andere
verwekker aanwezig is (anaëroben,
Clostridium, Vibrio vulnificus,
Aeromonas hydrophila, Pseudomonas aeruginosa), maar dat is zeldzaam.
Klassieke erysipelas, ernstige infectie, veroorzaakt door
hemolytische streptokokken groep A:R/ penicilline G (benzylpenicilline),
4-6 dd 1 miljoen E i.v. (kan eventueel ook i.m.) gedurende 10-14 dagen.
Bij allergie voor penicillinen:R/ clindamycine 3 dd 600 mg i.v. of oraal gedurende 14 dagen.
R/ erytromycine
4 dd 500-1000 mg i.v. gedurende 14 dagen.
R/ roxitromycine 2 dd 150 mg oraal
gedurende 7 dagen.
Verdenking op erysipelas, ernstig; (meng-)infectie
met staphylococcen niet uit te sluiten:R/ flucloxacilline
4 dd 1 g i.v. als monotherapie.
R/ flucloxacilline 4 dd 1 g i.v. + penicilline
G 4 dd 1 milj E i.v.
R/ amoxicilline/clavulaanzuur 3-4 dd 1000/200
of 3 dd 2000/200 mg i.v.
R/ erytromycine 4 dd 500-1000 mg i.v.
R/ clindamycine 3 dd 600 mg i.v. of 4 dd 450 mg oraal.
R/ cefuroxim, 3 dd
750 mg i.v., in ernstige gevallen 3 dd 1.5 g i.v. Dit is een tweede generatie
cefalosporine, beta-lactamase ongevoelig, en behoort te worden gereserveerd
voor speciale gevallen.
R/ cefalotine 4 dd 1 g i.v., in ernstige
gevallen 6 dd 1-2 g i.v.
Als het klinisch goed gaat kan eventueel worden
overgegaan op orale behandeling.
Erysipelas in het gelaat
Vaak wordt een vlindervormige pijnlijke roodheid plus oedeem gezien op de wangen.
Er kunnen ook bullae ontstaan. Geeft dezelfde algemene verschijnselen, met soms
zeer hevige hoofdpijn, soms bewustzijnsdaling en delier. De porte d'entrée kan
een rhagade in de mondhoek zijn, of een koortslip, of een puist in de neus of
elders, of een eczeem.
|
|
erysipelas
gelaat |
erysipelas
gelaat |
|
|
erysipelas
gelaat |
erysipelas
gelaat |
DD: acuut
contacteczeem,
herpes zoster of
eczema herpeticum, angio-oedeem,
rosacea met lymfoedeem (Morbihan),
acute SLE.
Beleid:
Opname, analgetica, en antibiotica, bij voorkeur intraveneus en hooggedoseerd.
R/ amoxicilline/clavulaanzuur 4 dd 1000/200 i.v.
R/ flucloxacilline
4 dd 1 g i.v. als monotherapie.
R/ flucloxacilline 4 dd 1 g i.v. + penicilline
G 4 dd 1 milj E i.v.
Recidiverende erysipelas
Bij recidiverende erysipelas wordt (vanaf het moment dat een vierde erysipelasinfectie
is opgetreden binnen een tijdsbestek van 2 jaar) een onderhouds behandeling
met antibiotica aanbevolen. In het verleden werdt dit meestal gedaan met 1.2
miljoen E Penidural (benzathine-benzylpenicilline)
injecties eens per 4 weken gedurende minimaal 6 maanden. Er is een periode
geweest dat dit niet meer leverbaar was en dat benzathine-benzylpenicilline (Tardocillin)
moest worden geïmporteerd uit Duitsland. Op dit moment is het weer
verkrijgbaar in Nederland, niet meer onder de naam Penidural maar als
Tarlidocin, of Tardocillin (import). Er zijn alternatieven
zoals feniticilline dagelijks, azithromycine 1 keer per week, of penicilline
starten on demand. Bij allergie voor penicilline azithromycine voorschrijven.
Na een half jaar evalueren of continueren nodig is. Bij oedeem is oedeembestrijding
verstandig (elastische maatkousen voorschrijven).
R/ benzathine-benzylpenicilline
injectie (flacon a 1.2 milj E mengsel + 3.6 ml aqua dest), 1.2 miljoen E diep
i.m. eens per 4 weken. Soms problemen met leverbaarheid.
R/ feniticilline
1 dd 500 mg gedurende minimaal 6 maanden.
R/ azithromycine 500
mg, 1 gram ineens per week gedurende minimaal 6 maanden.
R/ erytromycine
2 dd 500 mg gedurende minimaal 6 maanden.
R/ penicilline on demand: bij eerste
verschijnselen direct 2 gram feniticilline ineens innemen gevolgd door 4 dd
1 caps à 500 mg gedurende in totaal 10 dagen. Bij recidiverende cellulitis of
mengbeeld kan men Augmentin 3 dd 625 mg of flucloxacilline 3 dd 500 mg voorschrijven,
of azithromycine 1 gram ineens per week.
Alternatieve keuzes
en Amerikaanse richtlijnenEr zijn meerdere keuzes mogelijk wat
betreft de antibiotica. Richtlijnen uit andere landen zijn niet zomaar over
te nemen, omdat er andere antibiotica geregistreerd zijn dan in Nederland, of
omdat er verschillen zijn in resistentie. De
Infectious Diseases Society of America (IDSA) adviseert voor
milde erysipelas penicilline VK (fenoxymethylpenicilline)
4 dd 250-500 mg, of een cefalosporine (bijvoorbeeld Keforal (cefalexine) 4 dd
500 mg of Zinnat (cefuroximaxetil)), of dicloxacilline 4 dd 500 mg (niet beschikbaar
in Nederland, het dichtst bij komt flucloxacilline), of clindamycine. Voor
moderate infecties intraveneus penicilline
in een veel hogere dosering (4-6 dd 2-4 miljoen E), of ceftriaxon 1 dd 2-4 g
iv, of cefazoline 3 dd 1 g iv, of clindamycine 3 dd 600-900 mg iv. Voor
ernstige infecties de combinatie vancomycine 30 mg/kg/dg
iv verdeeld over 2 doses + piperacilline/tazobactam 3 dd 4 g/500mg. En indien
de verwekker bekend is, meer specifieker, bij
S. pyogenes en bij
Clostridium spp penicilline + clindamycine, bij
Vibrio vulnificus
doxycycline + ceftazidim, en bij
Aeromonas hydrophila doxycycline +
ciprofloxacine.
Referenties
1. |
Bisno A, Stevens DL. Streptococcal infections
of skin and soft tissues. New Engl J Med 1996;334:240-243. |
2. |
Stevens DL. Invasive group A streptococcus
infections. Clin Infect Dis 1992:14:2-11. |
3. |
Feingold DS. Staphylococcal and streptococcal
pyodermas. Semin Dermatol 1993;12:331-335. |
4. |
Chartier C, Grosshans E. Erysipelas. Int
J Dermatol 1990;29:459-467. |
5. |
Eriksson B, Jorup-Rönström C, Karkkonen K,
Sjöblom AC, Holm SE. Erysipelas: Clinical and Bacteriological Spectrum
and Serological Aspects. Clinical Infectious Diseases 1996;23:1091-1098. |
6. |
van Cruchten L, Nieuborg L, Lans WR, Korstanje
MJ. De profylaxe van recidiverende erysipelas. Mededelingen. Ned
Tijdschrift Geneeskund 1993;137:732-734. |
7. |
Bonnetblanc J, Bédane C. Erysipelas Recognition
and Management. Am J Clin Dermatol 2003;4(3):157-163. |
8. |
NHG-standaard bij bacteriële huidinfecties. |
9. |
Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB).
Antibioticaboekje 2012. |
10. |
Thomas KS, Crook AM, Nunn AJ, Foster KA,
Mason JM, et al; U.K. Dermatology Clinical Trials Network's PATCH
I Trial Team. Penicillin to prevent recurrent leg cellulitis. N
Engl J Med 2013;368(18):1695-1703. |
11. |
Thomas K, Crook A, Foster K, Mason J, Chalmers
J, Bourke J, Ferguson A, Level N, Nunn A, Williams H. Prophylactic
antibiotics for the prevention of cellulitis (erysipelas) of the
leg: results of the UK Dermatology Clinical Trials Network's PATCH
II trial. Br J Dermatol 2012;166(1):169-178. |
12. |
Nederlandse richtlijn cellulitis en erysipelas van de onderste extremiteiten,
2013 |
13. |
Ferreira A, Bolland MJ, Thomas MG. Meta‑analysis
of randomised trials comparing a penicillin or cephalosporin with
a macrolide or lincosamide in the treatment of cellulitis or erysipelas.
Infection 2016;44:607-615.
PDF |
14. |
White BP, Siegrist EA. Increasing
clindamycin resistance in group A streptococcus. Lancet Infect
Dis 2021 Sep;21(9):1208-1209. |
Auteur(s):Sanne L.C. Wijtvliet. Arts-assistente
dermatologie, AMC, Amsterdam.
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.