Het
syndroom van Goodpasture (anti-glomerular basement
membrane (anti-GBM) disease) is een auto-immuunziekte die gekenmerkt word door
longbloedingen, glomerulonefritis en circulerende antilichamen. Een enkele keer
kan door die circulerende antilichamen een
cutane vasculitis ontstaan.
De incidentie van Good-pasture syndroom is
ongeveer 0.3 per miljoen. Deze ziekte heeft een bimodale verdeling; de meeste
patiënten krijgen de ziekte jong (5-40 jaar) met een man-vrouw-verhouding van
6:1. Een aantal patiënten krijgt de ziekte na het zestigste levensjaar; deze
patiënten, ongeveer evenveel mannen als vrouwen, hebben met name longbloedingen.
Het syndroom van Goodpasture begint meestal met het ophoesten van bloed (hemoptosis).
Dit kan variëren van een milde dyspneu met milde afwijkingen op een X-thorax
tot levensbedreigende bloeding. Andere kenmerken zijn hematurie, een nefritisch
urinesediment en subnefrotische proteïnurie. De niersymptomen beginnen meestal
enige weken tot maanden na de longsymptomen. Twintig procent van de patiënten
heeft tevens hypertensie.
Het syndroom wordt veroorzaakt door auto-antilichamen
tegen het noncollagene domein van de a3 keten van collageen type IV. Deze a3
keten komt met name tot expressie in de renale en pulmonale basaal membraan.
Het is nog niet precies duidelijk waarom deze auto-antilichamen ontstaan. Wel
lijkt HLA type HLA-DRw2 een predispositie voor Goodpasture syndroom te geven.
Verder lijkt er een genetische component te zijn. Bij patiënten met longbloedingen
bleek dat deze vaker gerookt hadden en vaker een recente bovenste luchtweg infectie
doorgemaakt hadden. De antilichamen tegen de a3 keten binden aan het noncollagene
domein van deze keten en geven hierdoor een activatie van het complement systeem
en de leukocyten. Hierdoor ontstaat er in de nier een prolifererende necrotiserende
glomerulonefritis, disruptie van de wand van de glomerulaire capillairen, lekking
van fribrine in de ruimte van Bowman en het ontstaan van crescents. In de long
veroorzaakt hetzelfde mechanisme disruptie van de wand van de alveolaire capillairen
en pulmonale bloeding.
Diagnostiek:Bij aanvullend
onderzoek wordt vaak een microcytaire, hypochromatische, ijzerdeficiëntie anemie
gevonden. op een X-thorax worden diffuse schaduwen gezien, die erg veel op emfyseem
kunnen lijken. Deze twee zijn te differentiëren door de CO2 diffusie capaciteit:
deze is bij emfyseem verlaagd en bij Goodpasture verhoogd, doordat CO2 in het
opgehoopte bloed oplost. Bij serologisch onderzoek worden de specifieke antilichamen
door middel van een radio-immunotest in >90% van de patiënten gevonden. De
waarden van het complementsysteem zijn normaal. Gouden standaard voor de diagnose
is een nierbiopt en eventueel ook een longbiopt. Het nierbiopt laat diffuse
proliferatieve glomerulonefritis zien met focale necrotiserende lesies en crescentvorming.
In de long ziet met alveolaire bloeding en disruptie van de alveolaire septa.
Met immuno-fluorecentie microscopie is langs de basaalmembraan een lintachtige
dispositie van IgG te zien.
Het syndroom van Goodpasture is niet de enige
ziekte die deze combinatie van nierfalen en longbloeding veroorzaakt. Een aantal
andere voorbeelden zijn ernstig hartfalen met longoedeem, nierfalen met hypovolemie
en longoedeem, infecties zoals Legionella en een niervene trombose met longembolie.
Deze ziektes zijn te onderscheiden op grond van klinische presentatie, serologie
en histopathologie.
Therapie:De prognose van dit
syndroom is sinds het gebruik van immuno-suppressiva sterk verbeterd. De ernst
van de ziekte bij behandeling is een goede indicator voor de uitkomst. Als er
begonnen wordt met behandelen voordat de patiënt een serum kreatinine waarde
van > 442 mmol/l (5 mg/dl) heeft, is de eenjaars-overleving 90%. Deze kan
teruglopen tot <10% als er laat gestart wordt. Tevens is het zo dat een patiënt
die eenmaal dialyse nodig heeft zelfs met behandeling daar waarschijnlijk niet
meer van af komt. Het behandelschema ziet er alsvolgt uit: Eenmaal daags (of
eenmaal per twee dagen) wordt er plasmaferese gedaan totdat er geen antilichamen
meer circuleren. Meestal is dit na 1 tot 2 weken. Tegelijkertijd wordt er gestart
met prednison (1 mg/kg/dag), gecombineerd met cyclofosfamide (2-3 mg/kg/dag)
of azathioprine (1-2 mg/kg/dag) om de synthese van nieuwe antilichamen tegen
te gaan.
Bij terminale nierziekte is een niertransplantatie vaak de enige
oplossing. Als in de drie maanden voor de transplantatie de antilichaamtiters
laag zijn geweest, is de kans op een recidief in een getransplanteerde nier
erg laag.
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog,
Amsterdam UMC.