HYPERHIDROSIS (OVERMATIG ZWETEN) home ICD10: R61.9

Hyperhidrosis betekent toegenomen zweetproductie. Dat kan zijn lokale hyperhidrosis (oksels, handen, voeten) of gegeneraliseerde hyperhidrosis. Zweten is fysiologisch als reactie bij stress, angst, angststoornissen, inspanning, warme omgeving (temperatuurregeling), oververhitting. Verhoogde zweetproductie over het gehele lichaam berust op een dysfunctie van het autonome systeem en kan een onderliggende endocriene of metabole oorzaak hebben (secundaire hyperhidrosis). Denk hieraan als het ontstaat op oudere leeftijd (>25 jr) en als er sprake is van nachtzweten. In de meeste gevallen (93%) is er echter geen onderliggende oorzaak (primaire hyperhidrosis). Hyperhidrosis komt vaak voor (4-5% van de populatie) en begint meestal tussen de 14 en 25 jaar. Het kan familiair voorkomen.

Hyperhidrosis treedt ook op secundair aan catecholamine release bij shock, syncope, anafylactische reacties, hypoglycemie (diabetes mellitus, diabetes insipidus), feochromocytoma. Verder bij koorts, angst/stress en andere psychiatrische afwijkingen, obesitas, hyperthyreoidie, endocrinologische stoornissen waaronder diabetes, acromegalie, hyperpituitarisme, carcinoid syndrome, pachydermaperiostosis, bij Hodgkin lymfoom e.a. myeloproliferatieve aandoeningen (o.a. CTCL, leukemie), infecties (tuberculose, malaria, brucellosis, HIV, endocarditis), hartinfarct, sarcoïdose, alcoholmisbruik, roken, methadongebruik, medicatie (o.a. SSRI's (kan ook samenhangen met depressie zelf), tricyclische antidepressiva, anxiolytica, antipsychotica, analgetica, NSAID's, clomifeen, interferon, bromocryptine, sympathicomimetica, ciprofloxacine, aciclovir, insuline, orale antidiabetica, antiemetica, parasymphaticomimetica, metoprolol en andere betablokkers, cocaïne, heroïne), menopauze (+ flushes), neurologische aandoeningen (infarct, Parkinson, gliomen), en het zeldzame cold-induced sweating syndroom. Zweet aanvallen worden ook sporadisch gezien bij erytrodermische vormen van atopisch eczeem waarbij de temperatuurregulatie verstoord is.

De kans op een onderliggende afwijking is vooral aanwezig bij nieuw ontstane hyperhidrosis, op oudere leeftijd. Bij lokale hyperhidrosis die sinds de jeugd aanwezig is bij een verder gezond iemand is het niet nodig om te screenen op endocrinologische afwijkingen.

Gelokaliseerde hyperhidrose: zie hyperhidrosis axillaris, circumscripta, palmaris, plantaris, en bromhidrosis.

Diagnostiek:
De diagnose primaire gegeneraliseerde hyperhidrosis wordt gesteld op de anamnese en het klinisch beeld: overmatig zweten langer dan 6 maanden bestaand, vooral in gebieden die rijk zijn aan zweetklieren (handpalmen, voetzolen, oksels, gelaat), symmetrisch, zodanig ernstig dat het de dagelijkse activiteiten verstoord, meer dan 1 keer per week, begonnen voor het 25e levensjaar, familiair voorkomen, geen nachtzweten.
De diagnose secundaire gegeneraliseerde hyperhidrosis wordt overwogen als het na het 25e levensjaar begint en gepaard gaat met nachtzweten. In dat geval is het zinvol om klachten-gericht aanvullend onderzoek te doen, danwel de patiënt hiervoor door te verwijzen naar de internist.

Criteria diagnose primaire (idiopathische) hyperhidrosis:
- tenminste 6 maanden excessief zweten, bij afwezigheid van onderliggende oorzaken (major criterium)

plus 4 of meer van onderstaande minor criteria:
- vooral in zweetklier rijke gebieden (oksels, handpalmen, voetzolen, gelaat)
- bilateraal en symmetrisch
- ’s nachts klachtenvrij
- tenminste wekelijkse episoden
- eerste symptomen voor het 26e levensjaar
- positieve familieanamnese
- verstoring van het dagelijks functioneren


De ernst van de klachten kan worden gescoord met de Hyperhidrosis Disease Severity Index (HDSI) waarbij een score 3 of hoger wordt beschouwd als ernstige hyperhidrosis.

Hyperhidrosis Disease Severity Index
Hoe scoort u de ernst van uw hyperhidrosis?
score Antwoord
1 Mijn zweten valt niet op en beïnvloedt mijn dagelijkse activiteiten niet
2 Mijn zweten is dragelijk, maar beïnvloedt regelmatig mijn dagelijkse activiteiten
3 Mijn zweten is nauwelijks dragelijk en het beïnvloedt meestal mijn dagelijkse activiteiten
4 Mijn zweten is ondragelijk en beïnvloedt altijd mijn dagelijkse activiteiten.


Therapie:
Onderliggende oorzaken opsporen en aanpakken. Bij angststoornissen deze behandelen (psychotherapie, anxiolytica, sedativa). Er zijn systemische medicaties die soms enig effect hebben bij hyperhidrosis zoals glycopyrrolate, oxybutynine, clonidine, clonazepam, propanolol. Al deze middelen hebben bijwerkingen en zijn niet geregistreerd voor deze indicatie. Anticholinergica worden het meest gebruikt, maar circa een derde haakt af vanwege de bijwerkingen (droge mond, wazig zien, droge ogen, hyperthermie, orthostatische hypotensie, gastrointestinale klachten, urine retentie, tachycardie, duizeligheid, verwardheid). Ze zijn gecontraindiceerd bij pylorus stenose, paralytische ileus, en myasthenia gravis, en relatief gecontraindiceerd bij gastrointestinale reflux, hartfalen, glaucoom, en urine retentie. Door de dosering langzaam op te hogen treden bijwerkingen minder vaak op. Het effect treedt meestal op na een week. Glycopyrronium (glycopyrrolate) heeft minder bijwerkingen dan oxybutinine omdat het de blood-brain barrière niet passeert. Bij hyperhidrosis in het kader van angst en stress kunnen betablokkers of benzodiazepinen helpen. Andere opties zijn clonidine, indomethacine, en calcium channel blockers.

R/ oxybutynine, start met 1 dd 2.5 mg, zonodig ophogen in stapjes van 2.5 mg tot 2 dd 5 mg. Eventueel verder verhogen tot maximaal 3 dd 5 mg.
R/ glycopyrronium (glycopyrrolate), start met 1 mg per dag, zonodig ophogen in stapjes van 1 mg tot 2-3 dd 1-2 mg. Opgenomen in de Nederlandse richtlijn.
R/ propanolol 2-3 dd 1 tablet à 40 mg.
R/ clonidine 2 dd 0.1 mg (hoge dosis, veel bijwerkingen).
R/ clonazepam 2 dd 0.5-1 mg.
R/ Akineton (biperideen) 2-4 mg dd bij methadon-geïnduceerd zweten.
R/ Qbrexza (glycopyrronium tissues) is beschikbaar in de VS (FDA approved).

Bij lokale hyperhidrosis (zweetoksels, zweethanden, zweetvoeten) zijn de opties goede deodorants proberen, aluminiumpreparaten (aluminiumchloride oplossing en aluminiumhydroxychloride crème/oplossing FNA), glycopyrronium 8% crème (Axhidrox, voor oksels), iontoforese, botox, oxybutinine of glycopyrronium oraal, miraDry (oksels), laparoscopische sympathectomie, excisie zweetklieren of subcutane curettage vanuit een incisie (oksels).


patientenfolder


Referenties
1. Delaunay L, Herail T, Sessler DI, Lienhart A, Bonnet F. Clonidine increases the sweating threshold, but does not reduce the gain of sweating. Anesthesia Analgesia 1996;83:844-848.
2. Brandrup F, Larsen PO. Axillary hyperhidrosis: local treatment with aluminum chloride hexahydrate 25% in absolute ethanol. Acta Derm Venereol 1978;58(5):461-465.
3. Naumann M. Evidence-based medicine: botulinum toxin in focal hyperhidrosis. J Neurol 2001;248 S1:31-33.
4. Sega-Hall GM, Smith P, Haworth AE. A case of isolated axillary hyperhidrosis successfully treated topically with 1% glycopyrronium cream. Clin Exp Dermatol 2006;31(6):825.
5. Jacob C. Treatment of hyperhidrosis with microwave technology. Semin Cutan Med Surg 2013;32:2-8. PDF
6. V. Everdingen JJE. Hoe behandelt men hyperhidrosis? Vademecum (permanente nascholing huisartsen) 1991;9: nr. 22.
7. Goh CL. Aluminiumchloride hexahydrate versus palmar hyperhidrosis. Int J Dermatol 1990;29:368-370.
8. Midtgaard K. A new device for the treatment of hyperhidrosis by iontophoresis. Br J Dermatol 1986;114:458-488.
9. Nawrocki S, Cha J. The etiology, diagnosis, and management of hyperhidrosis: A comprehensive review: Etiology and clinical work-up. J Am Acad Dermatol 2019;81(3):657-666.
10. Nawrocki S, Cha J. The etiology, diagnosis, and management of hyperhidrosis: A comprehensive review: Therapeutic options. J Am Acad Dermatol 2019;81(3):669-680.
11. Chabicovsky M, Winkler S, Soeberdt M, Kilic A, Masur C, Abels C. Pharmacology, toxicology and clinical safety of glycopyrrolate. Toxicol Appl Pharmacol 2019;370:154-169.
12. Richtlijn idiopathische axillaire hyperhidrosis, NVDV 2019. PDF


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

15-02-2024 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 R61.0 Gelokaliseerde hyperhidrosis
ICD10 R61.0 Localized hyperhidrosis
SNOMED 274674005 Localized hyperhidrosis
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 R61.0 Gelokaliseerde hyperhidrosis: hyperhidrosis van oksel
ICD10 R61.0 Localized hyperhidrosis: hyperhidrosis of axilla
SNOMED 303089000 Hyperhidrosis of axilla
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 R61.0 Gelokaliseerde hyperhidrosis: palmoplantaire hyperhidrosis
ICD10 R61.0 Localized hyperhidrosis: palmoplantar hyperhidrosis
SNOMED 403375001 Palmoplantar hyperhidrosis
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 R61.0 Gelokaliseerde hyperhidrosis: pitted keratolysis
ICD10 R61.0 Localized hyperhidrosis: pitted keratolysis
SNOMED 51212009 Pitted keratolysis
DBC 4 spacer Dermatosen door micro-organismen

ICD10 R61.1 Gegeneraliseerde hyperhidrosis
ICD10 R61.1 Generalized hyperhidrosis
SNOMED 274673004 Generalized hyperhidrosis
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 R61.9 Hyperhidrosis, niet gespecificeerd
ICD10 R61.9 Hyperhidrosis, unspecified
SNOMED 312230002 Hyperhidrosis
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven