Lentigines,
ECG-geleidingsstoornissen,
Oculair hypertelorisme,
Pulmonale stenose,
Afwijkingen a.d. genitaliën,
Retardatie in
groei,
Doofheid.
Het
LEOPARD syndroom is een zeldzame genetische
aandoening met als meest opvallend dermatologisch kenmerk het geleidelijk ontstaan
van talrijke
lentigines. Het is al beschreven in 1936
maar Gorlin bedacht in 1969 het acroniem LEOPARD (
Lentigines
(multiple),
Electrocardiographic conduction abnormalities,
Ocular hypertelorism (wijd uit elkaar staande ogen),
Pulmonary stenosis,
Abnormalities of genitalia,
Retardation of growth,
Deafness) dat de klachten
beschrijft. Niet bij alle patiënten zijn alle symptomen aanwezig, er bestaan
milde vormen met slechts enkele kenmerken. In de meeste gevallen gaat het om
een mutatie in het PTPN11 gen op chromosoom 12q24.1 dat codeert voor protein
tyrosine phosphatase SHP-2 (
OMIM
151100). Er bestaan
varianten van. De PTPN11 mutatie, die ook wordt gevonden bij 40% van de patiënten
met het Noonan syndroom, wordt bij circa 80% van de LEOPARD patiënten gevonden.
Vanwege de gevonden gemeenschappelijke achtergrond wordt het LEOPARD syndroom
nu ook
Noonan syndrome with multiple lentigines genoemd.
Klinisch beeld:Multipele lentigines, 2-5 mm groot,
donkerbruin, polygonaal, irregulair van vorm. De lentigines kunnen aanwezig
zijn vanaf de geboorte, maar ook pas later verschijnen. Met het ouder worden
van het kind nemen ze toe in aantal en worden ook donkerder. De andere symptomen
van het syndroom zijn wisselend aanwezig, daarom kan het lastig zijn de diagnose
te stellen, vooral bij kleine kinderen. De diagnostische criteria zijn de aanwezigheid
van multipele lentigines + 2 of meer van de volgende symptomen: andere huidafwijkingen
(axillary freckling, café au lait macula, hypopigmentatie, onychodystrophy,
interdigitale webs, hyperelasticiteit huid), hartafwijkingen (zoals hypertrofische
cardiomyopathie) of ECG-afwijkingen, urogenitale afwijkingen, endocriene afwijkingen,
neurologische afwijkingen, cephalofaciale dysmorfie, kort postuur, skeletafwijkingen.
De lentigines zijn bij meer dan 90% aanwezig maar kunnen dus ook ontbreken,
in dat geval zijn minimaal 3 van de andere symptomen nodig om de diagnose te
stellen. Er bestaan ook familiaire vormen van gegeneraliseerde lentiginosis
zonder dat er sprake is van een Leopard syndroom.
Neurologische afwijkingen:
Mentale retardatie, doofheid, epilepsie, nystagmus.
Groeistoornissen:
Circa een derde van de patiënten heeft een kleine lengte.
Hartafwijkingen:
Linker ventrikel hypertrofie, rechter ventrikel hypertrofie, boezemfibrilleren.
Gelaatsafwijkingen: Brede neusrug (ocular hypertelorism) met epithanthal
folds, ptosis, laag ingeplante oren, vooruitstekende onderkaak, gebitsafwijkingen,
hoog verhemelte, afwijkende schedelvorm.
Urogenitale afwijkingen:
Cryptorchisme, hypospadie.
Skeletafwijkingen: Pectus excavatum,
pectus carinatum, kyphoscoliosis, afstaand schouderblad, ribafwijkingen, syndactylie.
DD:multipele
lentigines
nno,
efeliden, centrofaciale lentiginosis,
Noonan syndroom,
Peutz-Jeghers syndroom,
NAME syndroom / LAMB syndroom, neurofibromatosis, Albright syndroom, Carney
syndroom.
Diagnostiek:ECG en echocardiografie. CT-scan
of MRI schedel. Rontgenfoto's skelet. Echo abdomen. EEG bij insulten. Consult
klinisch geneticus. Een biopt van een lentigo heeft weinig waarde. Controle
op overgang van lentigines naar dysplasie of melanoom is niet nodig, het risico
op ontwikkelen van een melanoom is niet verhoogd.
Referenties
1. |
Gorlin RJ, Anderson RC, Blaw. Multiple lentigenes
syndrome. Am J Dis Child 1969;117(6):652-662. |
2. |
Voron DA, Hatfield HH, Kalkhoff RK. Multiple
lentigines syndrome. Case report and review of the literature. Am
J Med 1976;60(3):447-456. |
3. |
Ogata T, Yoshida R. PTPN11 mutations and
genotype-phenotype correlations in Noonan and LEOPARD syndromes.
Pediatr Endocrinol Rev 2005;2(4):669-674. |
4. |
Xing Q, Chen X, Wang M, Bai W, Peng X, Gao
R, et al. A locus for familial generalized lentiginosis without
systemic involvement maps to chromosome 4q21.1-q22.3. Hum Genet
2005;117(2-3):154-159. |
5. |
Limongelli G, Pacileo G, Marino B, Digilio
MC, Sarkozy A, Elliott P, et al. Prevalence and clinical significance
of cardiovascular abnormalities in patients with the LEOPARD syndrome.
Am J Cardiol 2007;100(4):736-741. |
6. |
Lodish MB, Stratakis CA. The differential
diagnosis of familial lentiginosis syndromes. Fam Cancer 2011;10(3):481-490. |
7. |
Cao S, Nikkels AF.
Dermatologic manifestations of the LEOPARD syndrome.
Open Dermatol J 2013;7:11-14.
PDF |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.