PrincipeNa subcutane interdigitale injectie van gelabeld
colloïd wordt de lymfdrainage naar para-inguinaal/axillair gevisualiseerd en
gekwantificeerd. Transport van macromoleculen en colloïden vanuit het interstitium
is afhankelijk van de deeltjesgrootte. Deeltjes met een diameter < 4 nm kunnen
ook via de capillairwand direct in de bloedbaan terechtkomen; deeltjes >
50 nm zullen op de injectieplaats achterblijven. Macromoleculen en colloïden
met een deeltjesgrootte van 10-50 nm worden vanuit het interstitium alleen door
het lymfsysteem getransporteerd. Bij het lymfklierscintigram wordt van deze
eigenschap gebruik gemaakt om het lymfsysteem en de lymfstroom in beeld te brengen
en eventuele stoornissen hierin op te sporen.
Indicaties
- Diagnostiek van het 'dikke been'; dd tussen veneuze oorzaken, lipoedeem en
lymfoedeem.
- Bepaling van het niveau van de
eventuele obstructie en de mate van afvloedbelemmering.
- Lymfe lekkage.
- Follow-up na therapie.
- Kwantificering lymfoedeem armen of benen (b.v.
status na lymfeklierresectie, filariasis, enz.).
- Selectie van patiënten
die in aanmerking komen voor lymfangio-veneuze anastomose
Gegevens
bij aanvraag- Voorgeschiedenis met betrekking tot het ontstaan
van het oedeem (aangeboren, verworven)
- Voorgeschiedenis algemeen (maligniteiten,
relevante operaties, trombo-embolische aandoeningen, radiotherapie, infecties)
- Bevindingen bij eventueel ander diagnostisch onderzoek zoals echo (doppler),
flebografie, lymfangiografie.
Uitvoering- Geen voorbereiding
noodzakelijk
- Bilaterale s.c. injectie van 10 MBq 99m-Tc-nanocolloid interdigitaal
in 2 interdigitale ruimten van beide voeten of handen.
- Opnamen 6 seconden
van de voeten of handen ter bepaling van de links/rechts dosis.
- Gedurende
de eerste 30 minuten: anteriore opnamen van bekken/oksels ter bepaling van de
transit time. Vervolgens opnamen van bekken t/m voeten respectievelijk oksels
t/m handen. Stroming van lymfe wordt o.a. bepaald door de mate waarin de spierpomp
het lymfsysteem stimuleert. In rust is de flow minimaal. Het is derhalve van
groot belang dat de patiënt in de tijd tussen toediening van de activiteit en
scintigrafie zoveel mogelijk rondloopt.
- 2 uur na inspuiting: herhaling
opnamen van bekken t/m voeten c.q. oksels t/m handen.
Interpretatie
Er wordt gekeken hoe snel het radioactief materiaal het bekken c.q. de oksels
bereikt (normale transit time < 10 min) en er wordt gekeken naar de hoeveelheid
(uptake) als percentage van de ingespoten hoeveelheid (normale uptake voor bekkenklieren
14.2% ± 4%). Verder kan een beschrijving worden gegeven (aantal en kwaliteit
van afgebeelde lymfbanen, de evt. aanwezigheid van collateralen of 'dermal backflow';
activiteit in lymfklierstations: inguinaal, para-iliacaal, para-aortaal; leveractiviteit;
activiteit buiten het lymftraject; bij kwantificering: beschrijving van de curves
en van de verschillen tussen links en rechts.
![Lymfeklierscintigrafie (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Lymfeklierscintigrafie](../../../afbeeldingen/lymfscintigrafie1z.jpg) |
![Lymfeklierscintigrafie (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Lymfeklierscintigrafie](../../../afbeeldingen/lymfscintigrafie2z.jpg) |
lymfklierscintigram |
lymfklierscintigram |
Normaal lymfklierscintigram: visualisatie
van één lymfvat, gelokaliseerd aan de mediale zijde van onder- en bovenbeen
aan beide zijden; visualisatie van inguinale lymfklieren binnen 30 minuten na
toediening van de activiteit; visualisatie van para-iliacale klieren, para-aortale
klieren en lever binnen 2 uur na injectie; symmetrie.
Obstructief
patroon: ontbreken van de diepe lymfbaan aan de mediale zijde
van het been; visualisatie van collateralen, subcutane pooling, dermal backflow;
verminderd aantal of verminderde activiteit in inguinale klieren of meer proximaal
gelegen klierstations in vergelijking met de niet aangedane zijde; ieder ander
links/rechts-verschil; geringe functieverschillen kunnen het best op de late
opname worden beoordeeld en met kwantificering; geen verplaatsing van activiteit
vanuit de injectieplaats;
Oorzaken obstructief patroon:
functionele of anatomische onderbreking van het normale lymftraject (DD: trauma,
lymfklierresectie, radiotherapie, metastasen, infectie, primaire hypoplasie);
bij langdurige obstructie kan irreversibele interstitiële fibrose ontstaan,
welke ook de alternatieve drainage via collateralen kan belemmeren (DD: primaire
aplasie).
Gedilateerd systeem: bij Elephantiasis
neuromatosis of toegenomen flow bij bijvoorbeeld veneuze obstructie.
Lekkage: posttraumatisch; neoplastisch; complicatie
bij langdurige obstructie (lymfocutane fistel); congenitale fistel.
Bron:
Compendium Nucleaire Geneeskunde, Academisch Medisch Centrum en Medisch Centrum
Alkmaar, 1995, en CVZ testbeschrijvingen, 2005.
Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.