Malaria is een infectieziekte veroorzaakt door de
ééncellige malariaparasiet
Plasmodium, een protozo. De parasiet wordt
verspreid door twee gastheerlichamen: een mug (
Anopheles spp.) en een
gewervelde (de mens). Zowel in de mug als in de mens doorloopt de parasiet diverse
stadia. Bij een beet van een geïnfecteerde mug worden sporozoïten naar de mens
overgebracht, die via de bloedbaan leverparenchymcellen bereiken. Na de ontwikkeling
tot weefselschizont barsten de levercellen open en komen miljoenen merozoïeten
vrij in de bloedbaan, die onmiddellijk de erytrocyten binnendringen. Ook in
de erytrocyt ontwikkelen zich verschillende stadia, waarbij de erytrocyt kan
zwellen en openbarsten.
De infectieziekte malaria komt voornamelijk voor
in Zuidoost-Azië, Afrika ten zuiden van de Sahara en delen van Zuid- en Midden-Amerika
(in gebieden beneden de ca. 2200 m hoogte). Er zijn vijf soorten malariaparasieten
die de mens kunnen infecteren, met vijf verschillende soorten klinische presentaties.
Klinisch beeld:De symptomen bij malaria worden veroorzaakt
door de vernietiging van de erytrocyten, het vrijkomen van stoffen uit erytrocyten
en parasieten, de reacties van het lichaam hierop en verstopping van kleine
bloedvaatjes in diverse organen door opgezwollen erytrocyten. Malaria veroorzaakt
door Plasmodium falciparum, ook wel malaria tropica genoemd, verloopt het hevigst
en kan levensbedreigend zijn. De ziekte presenteert zich met een grillig griepachtig
beeld waarbij ook maag-darmklachten kunnen optreden. Er is meestal sprake van
hoge koorts, die zowel aanvalsgewijs als continu kan optreden. Overweeg bij
iemand met koorts na een reis in de tropen, altijd de diagnose malaria.
Plasmodium vivax en
Plasmodium ovale
veroorzaken de malariavorm
malaria tertiana (derdedaagse
koorts), waarbij na enige tijd koortspieken om de 48 uur optreden. De
Plasmodium malariae veroorzaakt de
malaria
quartana (vierdedaagse koorts), waarbij na enige tijd koortspieken
om de 72 uur optreden. In het algemeen zijn deze vormen van malaria niet direct
levensbedreigend. De
Plasmodium vivax en
Plasmodium ovale
kunnen wel in de lever achterblijven en maanden tot zelfs jaren na de oorspronkelijke
besmetting alsnog een malaria-aanval veroorzaken.
Plasmodium knowlesi
veroorzaakt
malaria knowlesi, die alleen in Zuidoost-Azië
voorkomt en net als malaria tropica een ernstig beloop kan hebben. Deze parasiet
is al langer bekend, maar recent is duidelijk geworden dat besmettingen op grotere
schaal voorkomen dan vroeger werd gedacht.
Preventie en profylaxe:
Bij de malariabestrijding staat preventie centraal. Dat betekent primair voorkómen
dat men geprikt wordt en secundair zorgen voor directe eliminatie van de parasiet
door preventieve medicatie indien men toch besmet wordt. Mocht de malaria zich
toch openbaren dan moet de actieve parasiet worden bestreden. Vooral bij malaria
tropica en knowlesi moet tijdig worden behandeld om complicaties te voorkomen,
zoals anemie, icterus, nierinsufficiëntie, shock en cerebrale malaria. Het is
van groot belang dat men zich in risicogebieden beschermt tegen muggenbeten.
Dit geldt in het bijzonder voor zwangeren en kinderen. Een malaria-infectie
vormt tijdens de zwangerschap een groot risico voor moeder en kind. Morbiditeit
en mortaliteit nemen toe, evenals de incidentie van spontane abortus en intra-uteriene
vruchtdood. Naast bescherming tegen muggenbeten moet men profylactisch geneesmiddelen
gebruiken die malaria voorkómen. De mate van resistentie verschilt per gebied.
De recentste adviezen voor profylaxe kunnen nagevraagd worden bij de Gemeentelijke
Gezondheidsdienst (GGD) of bij een gespecialiseerde tropenafdeling van een (academisch)
ziekenhuis. Ook wanneer iemand is geboren in een endemisch gebied, maar langer
dan één jaar buiten dit gebied woont, is malariaprofylaxe aangewezen.
De volgende middelen worden gebruikt ter profylaxe van malaria: proguanil,
chloroquine (in combinatie met proguanil), mefloquine, atovaquon (in combinatie
met proguanil) en doxycycline.
Therapie:
Voor de keuze van de behandeling van malaria is de bepaling van de soort malaria,
dus de soort Plasmodium, belangrijk. Ook of er sprake is van een ernstige of
niet-ernstige infectie, met name bij malaria tropica. De behandelrichtlijnen
veranderen regelmatig, vooral met betrekking tot malaria tropica, vanwege de
ontwikkeling van resistentie. Vraag bij onvoldoende ervaring met de behandeling
altijd advies aan een arts met ervaring in de behandeling van malaria tropica.
Er wordt gesproken van ernstige malaria tropica bij één of meer van volgende
punten: parasitemie van > 2% geïnfecteerde erytrocyten én schizonten in het
bloedbeeld, parasitemie van > 5% geïnfecteerde erytrocyten, bij een brakende
patiënt, neurologische symptomen of orgaanfalen (nierinsufficiëntie, shock,
coma, convulsies, etc.). Bij twijfel: behandelen als ernstige malaria tropica.
Bij een niet-ernstige malaria tropica wordt meestal gekozen uit: artemether-lumefantrine,
atovaquon-proguanil, mefloquine of een combinatie van kinine met clindamycine
óf doxycycline. Overleg bij ernstige malaria tropica met een gespecialiseerd
centrum. Artesunaat (i.v.) wordt toegepast, om daarna over te gaan op een orale
behandeling. Erytroferese kan overwogen worden bij een parasitemie graad van >
10%. Bij zwangeren wordt gestart met kinine (i.v.), waarna overgegaan wordt
op een orale behandeling.
Bij malaria tertiana en quartana wordt vooral chloroquine
toegepast, met als alternatief mefloquine.
In situaties waarin de patiënt
niet binnen twee dagen een medische voorziening kan bereiken (bv. in een afgelegen
gebied), wordt voor eigen gebruik een noodbehandeling meegegeven. Dit wordt
aangeraden voor reizigers die langer dan een maand in gebieden verblijven, waar
sprake is van veel resistentie van malaria tropica.
Bron: Farmacotherapeutisch
Kompas
Referenties
1. |
Farmacotherapeutisch Kompas. |