MOREL-LAVALLEÉ LAESIE home ICD10: T14.0

Een Morel-Lavalleé laesie is een holte tussen subcutis en fascie gevuld met vocht. Het is zichtbaar op een echo en op een MRI. Het beeld is voor het eerst beschreven door de Franse arts Maurice Morel-Lavalleé in 1853. Het ontstaat meestal door een hoog-energetisch stomp tangentieel trauma, waarbij de diepere lagen van de dermis en subcutis losscheuren van de onderliggende fascie. Dit wordt ook wel een ‘closed internal degloving injury’ genoemd. Door het trauma scheuren vaten en lymfvaten en wordt de ruimte gevuld met bloed, een hematoom, maar ook met lymfevocht en necrotisch debris en niet meer gevasculariseerde vet lobuli. Het hematoom wordt langzaam opgelost en gaat over in een serosanguinolente vloeistof. Soms is het omgeven door een pseudokapsel, waarbinnen vloeistofspiegels kunnen worden gezien op een echo of MRI. Het komt vaker voor bij vrouwen. Er is een associatie met heupfracturen. Het komt ook bij kinderen voor, dan is niet altijd bekend of er een voorafgaand trauma was.

Klinisch beeld:
Klinisch is er een gebied waar de huid zacht is, hypermobiel, fluctuerend. Vaak is er hypo-esthesie omdat ook zenuwen zijn beschadigd. Er kan een grote zwelling aanwezig zijn. Het ontstaat vooral op de benen, met name op de dijen lateraal of aan de voorzijde. Soms laag op de onderrug, in de buikwand, op de schouder, of op de kuit. Of op de knieën of scheenbenen bij contactsporters (rugby, kickboxen).

DD:
Lipoma, diffuse lipomatosis, hematoom, coagulopathie, coumarine necrose, infectie, panniculitis, subcutane vetnecrose, pseudolipoma, weke delen tumoren, vasculaire malformatie, gelokaliseerd lymfoedeem.

Diagnostiek:
Op een echo of MRI zijn vochtcollecties zichtbaar, soms een kapsel, vloeistofspiegels, of oplichtende vetlobuli.

Therapie:
Morel-Lavalleé laesies kunnen geleidelijk afnemen in grootte, maar zijn vaak ook persisterend, vooral als er fibreuze pseudokapsels zijn gevormd. Soms helpt compressietherapie (zwachtel, elastische kous). Als dat onvoldoende effect heeft kan punctie en drainage worden uitgevoerd. Ook het inspuiten van de holte met talk of doxycycline (doxycyclin sclerodesis) gevolgd door compressietherapie is beschreven.

De behandeling van Morel-Lavalleé laesies wordt uitgevoerd door de chirurg.


Referenties
1. Hak DJ, Olson SA, Matta JM. Diagnosis and management of closed internal degloving injuries associated with pelvic and acetabular fractures: the Morel-Lavalleé lesion. J Trauma 1997;42:1046-1051.
2. Medverd JR, Ngo AV, Bhargava P. An unusual cause of persistent subcutaneous fluid collection. Br J Radiol 2011;84(1005):864-866.
3. Mellado JM, Bencardino JT. Morel-Lavalleé lesion: review with emphasis on MR imaging. Magn Reson Imaging Clin N Am 2005;13:775-782.
4. Tejwani SG, Cohen SB, Bradley JP. Management of Morel-Lavallee lesion of the knee: twenty-seven cases in the national football league. Am J Sports Med 2007;35:1162-1167.
5. Tsai TS, Evans HA, Donnelly LF, Bisset GS III, Emery KH. Fat necrosis after trauma: a benign cause of palpable lumps in children. AJR AM J Roentgenol 1997;169:1623-1626.
6. Bansal A, Bhatia N, Singh A, Singh AK. Doxycycline sclerodesis as a treatment option for persistent Morel-Lavallée lesions. Injury 2013;44(1):66-69.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

26-10-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 T14.0 Oppervlakkig letsel van niet gespecificeerde lichaamsregio: Morel-Lavalleé laesie
ICD10 T14.0 Superficial injury of unspecified body region: Morel-Lavalleé lesion
SNOMED 274179004 Traumatic hematoma
DBC 27 Diagnose niet nader omschreven