HALO NAEVUS / NAEVUS VAN SUTTON (leukoderma acquisitum centrifugum) home ICD10: D22.9

Een halo naevus (naevus van Sutton) is een naevus in regressie, met een opruimreactie er omheen. Het eigen immuunsysteem is bezig om de naevus op te ruimen. Hierbij komen cytotoxische factoren vrij, gericht tegen de melanocyten in de naevus, die echter ook de normale melanocyten in de huid rond de naevus aantasten. Hierdoor ontstaat een witte gedepigmenteerde of gehypopigmenteerde ring rond de naevus. Halo naevi komen vaak voor, bij circa 1% van de bevolking. Ze komen vaker voor bij patiënten met vitiligo en met het syndroom van Turner. Het komt ook voor dat een naevus wordt omgeven door een eczeemreactie (naevus van Meyerson).

Kliniek:
Een halo naevus wordt vooral gezien bij 15-20 jarigen, met een spreiding van 3-42 jaar. Ze komen voor over het hele lichaam, met een voorkeur voor de romp. De naevus in het midden kan klein of groot, bruin, roze, of huidkleurig zijn. De diameter van de rand varieert. Soms zijn er multipele halo-naevi.

Halo-naevus (Sutton nevus) Halo-naevus (Sutton nevus) Halo-naevus (Sutton nevus)
halo-naevus (Sutton nevus) halo-naevus (Sutton nevus) halo-naevus (Sutton nevus)

Halo-naevus (Sutton nevus) Halo-naevus (Sutton nevus) Halo-naevus (Sutton nevus)
halo-naevus (Sutton nevus) halo-naevus (Sutton nevus) halo-naevus (Sutton nevus)


Etiologie:
Het is niet duidelijk waarom een halo naevus ontstaat. Ter plaatse van de naevus bevindt zich een lymfocytair infiltraat, en de melanocyten in de omgevende ring zijn verdwenen, net als bij vitiligo. Een theorie is dat de naevus dysplastische kenmerken is gaan vertonen, waarbij oncogenen tot expressie zijn gekomen waartegen het immuunsysteem reageert. Een andere theorie is dat er lokaal of elders in het lichaam door onduidelijke redenen, net als bij vitiligo, cytotoxische T-cellen zijn ontstaan gericht tegen melanocyten.

Histologie halo naevus
ingescande coupe (zoom)


Het halo-fenomeen kan ook voorkomen rond dysplastische naevi en melanomen, en rond in-transit metastasen bij melanoompatiënten die antistoffen maken tegen maligne melanocyten. Het proces wat gaande is rond een halo-naevus is interessant voor onderzoekers die zich bezig houden met de immunologische behandeling van het melanoom. Bij patiënten met melanoom kan MAL voorkomen (melanoma associated leukoderma). Soms presenteert een patiënt zich met MAL (DD van vitiligo) terwijl het melanoom nog niet ontdekt is.

Ondanks deze theorieën is een halo-naevus toch een goedaardige moedervlek die niet overgaat in een melanoom.

Diagnostiek:
Beoordeel de naevus op atypische kenmerken. Vraag of naar dysplastische naevi, melanoma of vitiligo in de voorgeschiedenis of in de familie.
Gehele patiënt goed nakijken op atypische naevi of melanoma. Zonodig verdachte laesies excideren of biopteren voor histologisch onderzoek.
Halo naevi met een halo die niet helemaal symmetrisch is (overal even breed) of die ontstaan op oudere leeftijd (> 50 jr) kritisch beoordelen op atypische kenmerken.
Er is geen reden om nadere diagnostiek te doen naar melanomen op niet zichtbare plaatsen zoals in de meningen bij een halo naevus, ook niet bij multipele halo naevi.

Therapie:
Er is geen therapie nodig, de naevus gaat meestal in regressie en verdwijnt in maanden tot jaren, de leukoderma kan na maanden tot jaren weer bijkleuren. Voorlichting geven en geruststellen. Goede sunscreen voorschrijven, de halo kan makkelijk verbranden omdat er totaal geen melanocyten meer in zitten. Lokale immunosuppressiva (corticosteroïden, Protopic) kunnen de halo-vorming remmen maar het is niet gebruikelijk om dat te doen en zelfs onverstandig. Bij verdenking op atypie uiteraard altijd diagnostische excisie, met 2 mm marge.


patientenfolder


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 D22.9 Melanocytaire naevi, niet gespecificeerd: halo naevus (naevus van Sutton)
ICD10 D22.9 Melanocytic naevi, unspecified: halo nevus
SNOMED 78325005 Halo nevus
DBC 15 Naevi (alle vormen)