Prurigo solaris (
prurigo actinica,
photodermatosis pruriginosa, actinische prurigo, solar prurigo, actinic prurigo,
Hutchinson's summer prurigo, hydroa estivale) is een zeldzame chronische
fotodermatose gekenmerkt door hevige jeuk
en het ontstaan van prurigo papels. De case-reports beschrijven vooral Amerikaanse
Indianen (native Americans), daarom staat het ook bekend onder de synoniemen
familial polymorphous light eruption of American Indians,
en hereditary polymorphous light eruption of American Indians
OMIM
174770. Het beeld
is ook bij Europeanen beschreven. Het wordt door velen beschouwd als een variant
van
chronisch polymorfe
lichteruptie waarbij a.g.v. langdurig krabben prurigo lesies ontstaan. Zou
vaker bij kinderen (meisjes), en bij atopie voorkomen, soms familiair. Prurigo
solaris kan bij elk soort huidtype voorkomen, maar het wordt toch vooral beschreven
bij getinte huid (type IV en V), en specifiek bij de Latijns-Amerikaanse en
Indiaanse bevolking uit Mexico, Centraal- en Zuid-Amerika. Het is voor het eerst
beschreven in 1954 door Escalona, in Mexico. In Europa en Azia komt het nauwelijks
voor. Het wordt veroorzaakt door UVA en/of UVB. Het exacte mechanisme is onbekend.
Men vermoed dat er een epidermaal eiwit wordt omgezet in een antigeen onder
invloed van zonlicht. Er ontstaat een CD4+ T-cel infiltraat dat aangrijpt op
de epidermis (type IV reactie). Mogelijk is er een familiale / genetische predispositie
(gerelateerd aan HLA DR4; bij 70% is het gen DRB1*0407 betrokken).
Klinisch beeld:De aandoening begint op jonge leeftijd.
De huid wordt geïndureerd, er ontstaat jeuk, erytheem en later papels, plaques
en krabeffecten, op zon-geexposeerde gebieden (gelaat, neusrug, oorranden, lippen,
hals en nek, onderarmen, handen). De plekken verschijnen pas uren na blootstelling
aan de zon. Meestal erger in de zomermaanden. Kan ook in de wintermaanden voorkomen
en zeer zelden ook in gebieden die niet zijn blootgesteld aan de zon. Veel krabeffecten,
ulceraties, crustae, schilfering. Soms verdwenen wenkbrauwen door het krabben.
Bij veel patiënten zijn ook de lippen (cheilitis, bij 65%) of de ogen (conjunctivitis,
bij 45%) aangedaan. De belangrijkste DD is polymorfe lichteruptie. Het beeld
kan lijken op atopisch eczeem (verschil is fotodistributie). Vrouwen hebben
het vaker dan mannen. Het kan bij elke ras voorkomen maar komt vooral voor bij
native Americans (indianen).
DD:
polymorfe lichteruptie,
fototoxische geneesmiddelenreactie,
fotosensitief eczeem,
contacteczeem,
atopisch eczeem,
prurigo nodularis,
hydroa vacciniforme,
erytropoietische protoporfyrie,
subacute en acute LE, butterfly rash, dermatomyositis,
lymphocytic infiltration of the skin
(Jessner), urticaria solaris,
gewone zonnebrand.
Diagnostiek:De diagnose wordt gesteld op het klinisch
beeld en de anamnese (zon exposure). Eventueel een biopt. Uitsluiten porfyrie
en auto-immuunziekten (door bloedonderzoek en/of urineonderzoek). Fototesten
met UVB, UVA, zichtbaar licht (kan niet overal worden uitgevoerd).
Therapie:Geen curatieve behandeling. Soms gaat het vanzelf
over of wordt minder. Zonprotectie is het belangrijkst. Draag een hoed of pet
en kleding waar geen zonlicht door heen gaat, en UV-werende zonnebrillen. Gebruik
een zonnebrandcrème met een hoge factor (> SPF 30), ook UVA beschermend.
Mijdt de zon, vooral tussen 11.00 en 15.00 uur. Gebruik vitamine D suppletie
anders ontstaat een tekort (door het mijden van de zon). In ernstige gevallen
ook zonwerende folie aanbrengen op de ramen van het huis en de auto.
R/ lokale corticosteroïden.
R/ prednisolon 1 dd 20-40 mg.
R/ desensibilisatie met UVB of PUVA (zelden toegepast).
R/ thalidomide 1 dd 100 mg (100-300 mg).
R/ Plaquenil (hydroxychloroquine) 1 dd 400 mg.
R/ azathioprine.
R/ ciclosporine 3-5 mg/kg.
R/ beta-caroteen.
R/ pentoxifylline 2-3 dd 400 mg.
R/ ciclosporine 2% oogdruppels.
Vitamine D suppletie:
R/ Divisun (vitamine D3, colecalciferol) 1 dd 800
IE.
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog,
Amsterdam UMC.