Een
pleiomorf dermaal sarcoom is een zeldzame tumor
die klinisch en histologisch sterk lijkt op een
atypisch fibroxanthoom.
Een
atypisch fibroxanthoom
is een mesenchymale tumor die zich relatief benigne gedraagt en niet de diepte
ingroeit of metastaseert. Een pleiomorf dermaal sarcoom gedraagt zich wel maligne,
kan ingroeien in de diepe subcutane weefsels, en er kan sprake zijn van tumornecrose,
lymfovasculaire of perineurale invasie en metastasering. Sinds 2013 wordt onderscheid
gemaakt tussen atypisch fibrosarcoom en pleiomorf dermaal sarcoom, maar er is
nog discussie over of het echt twee verschillende entiteiten zijn of een spectrum.
Het is niet beschreven dat atypisch fibrosarcoom kan overgaan in pleiomorf dermaal
sarcoom. Er zijn wel casereports over metastasering van een atypisch fibroxanthoom,
maar nu denkt men dat in die gevallen de diagnose pleiomorf dermaal sarcoom
had moeten worden gesteld. Oudere benamingen voor wat nu pleiomorf dermaal sarcoom
heet zijn ongedifferentieerd pleiomorf sarcoom, oppervlakkig
maligne fibreus
histiocytoom en dermaal sarcoom nno.
Klinisch beeld:
Grote (tot 6 cm groot, mediaan 2,5 cm), vaak rode gemakkelijk bloedende tumoren,
snelgroeiend, vaak met ulceratie. De voorkeurslokalisatie is de door zon beschadigde
huid, met name op het hoofd. Het komt meer voor bij mannen (M:V=7:1) en de mediane
leeftijd van presentatie is 80 jaar.
|
|
|
pleiomorf
sarcoom |
pleiomorf
sarcoom |
pleiomorf
sarcoom |
DD:
Atypisch fibroxanthoom,
plaveiselcelcarcinoom,
basaalcelcarcinoom,
granuloma pyogenicum,
amelanotisch melanoom,
Merkelcel tumor, cutane gladspierceltumor,
metaplastisch carcinoom,
slecht gedifferentieerd cutaan angiosarcoom,
cutaan
leiomyosarcoom.
PA:Nodulair groeiende tumor, vaak ulceratie, en meestal
spoelcellige differentiatie met ruim, soms schuimig cytoplasma, sterke nucleaire
atypie met monsterkernen, en hoge mitotische activiteit inclusief atypische
mitosen. Immunohistochemisch expressie van met name p53, CD68 en CD10, soms
enige expressie van SM-actine en EMA. Ze zijn in het algemeen negatief voor
overige spiercelmarkers (desmine, caldesmon, MS-actine), epitheelmarkers, melanocyten
of neurogene markers (S100, MelanA, HMB45, MITF) en vaatmarkers (CD31, CD34,
ERG). Het histologisch beeld van atypisch fibrosarcoom is vergelijkbaar, het
enige verschil is dat pleiomorfe dermale sarcomen gemiddeld iets groter zijn,
vaker ulcereren, en invasie tonen in diepere subcutane weefselse, lymfbanen
en vaten, of perineuraal.
Diagnostiek:Biopt. Indien
de diagnose pleiomorf dermaal sarcoom wordt gesteld: echo lymfeklieren.
Therapie:Excisie met een marge van min 1 cm, indien
mogeijk. Bij irradicale excisie is er kans op een recidief (20-30%) of metastasen
op afstand (10-20%), of op sterfte. Bij radicale excisie is de mortaliteit (t.g.v.
de tumor) laag. Ook radiotherapie kan worden toegepast.
Referenties
1. |
De Groot MR, Hazelbag HMH, Vos LE. Pleiomorf
dermaal sarcoom; een oncologische zeldzaamheid. Ned Tijdschr Dermatol
Venereol 2016;26:602-604. |
2. |
Miller K, Goodlad JR, Brenn T. Pleomorphic
dermal sarcoma: adverse histologic features predict aggressive behavior
and allow distinction from atypical fibroxanthoma. Am J Surg Pathol
2012;6:1317-1326.
|
3. |
Zschoche C, Hamsch C, Kutzner H, Mentzel
T, Werchau S, Enk A, Hartschuh W, Hadaschik E, Toberer F. Analysis
of the lymphatic vessel architecture of atypical fibroxanthoma and
pleomorphic dermal sarcoma. J Am Acad Dermatol 2014;71(4):842-845. |
4. |
Tardío JC, Pinedo F, Aramburu JA, Suárez-Massa
D, Pampín A, Requena L, Santonja C. Pleomorphic dermal sarcoma:
a more aggressive neoplasm than previously estimated. J Cutan Pathol
2016;43(2):101-112. |
5. |
Soleymani T, Tyler Hollmig S. Conception
and Management of a Poorly Understood Spectrum of Dermatologic Neoplasms:
Atypical Fibroxanthoma, Pleomorphic Dermal Sarcoma, and Undifferentiated
Pleomorphic Sarcoma. Curr Treat Options Oncol 2017;18(8):50. |
6. |
Soleymani T, Aasi SZ, Novoa R, Hollmig ST.
Atypical Fibroxanthoma and Pleomorphic Dermal Sarcoma: Updates on
Classification and Management. Dermatol Clin 2019;37(3):253-259. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.