Sarcoïdose is een
granulomateuze multisysteem
ziekte die zich meestal presenteert door bihilaire lymfadenopathie
van de longen, longinfiltratie, oogontstekingen en huidontstekingen. De oorzaak
is in laatste 100 jaar niet duidelijk geworden. Er wordt gedacht dat de granulomateuze
ontsteking ontstaat door een immunologische reactie op de continue presentatie
van slecht afbreekbare antigenen. Het laatste wordt ondersteund door de inductie
van een granulomateuze reactie op infectieuze agentia zoals mycobacteriën, parasieten
maar ook op metalen als beryllium en aluminium.
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-2z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-10z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-9z.jpg) |
sarcoidose |
sarcoidose |
sarcoidose |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-11z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-5z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-1z.jpg) |
sarcoidose
in litteken |
sarcoidose |
sarcoidose |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-8z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-12z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-6z.jpg) |
sarcoidose |
sarcoidose |
sarcoidose |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-7z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-3z.jpg) |
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-4z.jpg) |
bot sarcoidose |
long sarcoidose |
PA sarcoidose |
Epidemiologie:De exacte incidentie en prevalentie
van sarcoïdose zijn niet bekend met name omdat de ziekte volledig subklinisch
kan verlopen. Er wordt verondersteld op basis van populatie-screeningen dat
30-60% een symptomatisch beloop heeft. De prevalentie wordt echter geschat op
zo'n 10-60 per 200.000 in de meeste Europese landen. In landen met een hoge
tuberculose-prevalentie en een beperkte gezondheidszorg bestaan in het geheel
geen betrouwbare data. Er zijn wat betreft de prevalentie nogal wat geografische
verschillen en ook verschillen in ras. De ziekte beloopt acuter en ernstige
bij zwarten terwijl de ziekte bij blanken vaker een asymptomatisch of chronisch
beloop heeft.
Voorts is clustering van ziekte gerapporteerd bij patiënten
die dichtbij elkaar vandaan wonen en binnen bepaalde beroepsgroepen zoals brandweerlieden
en werknemers binnen de gezondheidszorg. Er lijkt ook een seizoensinvloed te
bestaan. In Griekenland wordt 70% van de sarcoïdose gevonden in het voorjaar
tussen maart en mei. Dit is ook voor andere landen, zoals Spanje en Japan, gerapporteerd.
Er is uitgebreid onderzoek verricht of er een relatie bestaat tussen sarcoïdose
en micro-organismen. Hieruit zijn tot op heden geen harde bewijzen naar voren
gekomen, potentiële kandidaten zijn mycobacteriën en Propionibacterium species.
Van de laatste bacterie werd meer DNA gevonden dan in lymfeklieren van patiënten
met sarcoïdose dan in klieren van patiënten met een maligniteit.
Sarcoïdose
presenteert zich in 70-90% van de gevallen tussen het 10e en 40e levensjaar.
Er bestaan verschillen aanwijzingen dat sarcoïdose een genetische achtergrond
heeft. Ten eerste bestaan zoals genoemd raciale verschillen met betrekking tot
ernst en prevalentie en incidentie. Ten tweede bestaat een verhoogde kans op
de ontwikkeling van sarcoïdose wanneer de ziekte voorkomt bij eerste of tweede
graads verwanten. Familiaire clustering vindt plaats bij ongeveer 5-16% van
de patiënten. Monozygote tweelingen ontwikkelen 2-4 maal vaker sarcoïdose dan
dizygote tweelingen. Ten derde werden bij 644 Duitse families met behulp van
satellietmakers een linkage gevonden op een deel van het MMHC op chromosoom
6 gevonden. Dit is in overeenstemming met voorgaande studies waarin associaties
werden aangetoond tussen klasse II moleculen en sarcoïdose. Sommige allelen
zijn beschermend terwijl andere met de vatbaarheid voor ziekte geassocieerd
zijn. Het ontbreken van een duidelijk genetisch patroon suggereert dat sarcoïdose
een polygene aandoening is die ontstaan na interactie met omgevingsfactoren.
Verder genetische studies zijn nodig om de relatie aan te tonen tussen de genetisch
predispositie en de ernst van de ziekte.
Histologie:
De karakteristieke histopathologie van sarcoïdose zijn niet-verkazende granulomen
in het biopt. Een granuloom is een chronische ontstekingsreactie die gevormd
wordt door een ophoping van monocyten, lymfocyten, macrofagen, en fibroblasten.
In een granuloom worden verder twee typische cellen aangetroffen. Ten eerste
aggregaten van geactiveerde macrofagen die een plaveisel-epitheelcelachtig uiterlijk
hebben en daarom epithelioid cellen heten. Granulomen verdwijnen gewoonlijk
maar kunnen ook aanleiding geven tot fibrose door de synthese van fibroblast
stimulerende factoren. Bij patiënten met long sarcoïdose worden granulomen gevonden
in alveolaire septa, in de wanden van de bronchiën en in de pulmonale bloedvaten.
![Histologie sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: Kevin Kwee / Afdeling Pathologie MUMC] Histologie sarcoidose](../../../pacoupes/thumbnails/sarcoidose.jpg) |
ingescande coupe (zoom) |
Bron
hoge resolutie PA-foto: Kevin Kwee en Afdeling Pathologie MUMC. Klik
op de afbeelding om in te zoomen.
Bij sarcoïdose worden in het perifere bloed lage aantallen CD4 positieve
T-cellen gevonden terwijl in de longspoeling (broncheoalveolaire lavage (BAL)
hoge aantallen CD4 positieve T-cellen gevonden hetgeen duidt op verplaatsing
van compartiment. De alveolaire CD4+ T-cellen brengen een Th1 patroon tot expressie
en hebben een hoge spontane IL-2 secretie dit in tegenstelling tot perifere
CD4+ T-cellen. De T-lymfocyten brengen oligoclonaal T-cel receptoren tot expressie
wat kan duiden op een lokaal antigeen-gedreven T-cel respons. De IL-1 release
door alveolaire macrofagen is geassocieerd met een slechtere prognose terwijl
de afgifte van TGF-ß is geassocieerd met een betere prognose. Alveolaire macrofagen
zijn eveneens actieve producenten van chemokines en cytokines zoals TNF-a.
Kliniek:De kliniek van sarcoïdose is vanzelfsprekend
sterk afhankelijk van de ernst van betrokkenheid van de verschillende organen.
Het algemene klachtenpatroon bij sarcoïdose omvat: vermoeidheid, zwakte, malaise,
koorts en gewichtsverlies. In het beloop van sarcoidose bestaat vrijwel altijd
een periode met longbetrokkenheid. Dit uit zich met name in droge hoest, dyspnoe
en retrosternale pijn. Het meest kenmerkend is de bihilaire lymfadenopathie,
daarnaast komt parenchymale longbetrokkenheid voor wat het zuurstoftransport
over de alveolaire membraam belemmert. Vele organen buiten de longen kunnen
betrokken worden bij deze multi-systeemziekte. De percentages die gerapporteerd
zijn in de literatuur variëren sterk. Het laatste hangt vooral af van de bestudeerde
populatie, het geslacht en de manier waarop de potentieel aangedane organen
zijn onderzocht. De meest frequent aangedane organen naast de longen zijn: de
huid, ogen reticuloendotheliale system, spier en skelet, exocriene klieren,
hart, nieren en centraal zenuwstelsel. In de huid uit het zich als papels, noduli,
plaques of tumoren. Karakteristiek zijn kleine papeltjes rond de neus. Ook het
Köbner fenomeen komt voor bij sarcoïdose.
Een granulomateuze ontsteking van een orgaan kan leiden tot een voorbijgaande
of persisterende functiestoornis. Het laatste hangt vaak samen met de ontwikkeling
van fibrose. Granulomen produceren vele groeifactoren waaronder een aantal fibroblast
activerende groeifactoren zoals vermeld in de immuunpathogenese. Het is dan
een uitdaging om de ontsteking geïnduceerde fibrose te voorkomen.
Orgaanlocalisaties:
- Longen 95% (bihilaire lymfadenopathie,
restictieve en obstructieve ziekte, longfibrose)
- Bovenste luchtwegen 5-10%
(larynx en trachea obstructie, sinusitis)
- Oog 15-25% (uveïtis, conjunctivitis,
neuritis optica, lacrimaal klier ontsteking, conjunctivitis)
- Huid 20% (erythema
nodosum, papels, alopecia, lupus pernio, plaques)
- Lever 40-70% (hepatomegalie,
geelzucht)
- Hart 5-10% (arrhytmie, cardiomyopathie)
- Centraal zenuwstelsel
(5-10%) (craniale neuropathie, Bell’s palsy, aseptische meningitis, polyneuropathie)
- Speekselklieren (10%) (speekselkliervergroting, sicca syndroom)
- Hematologie
(30-50%) (lymfadenopathie, splenomegalie, anaemie, lymfopenie, trombocytopenie)
- Gewrichten/spier (10-20%) (polyartrtitis, myopathie)
- Endocrien (<
10%) (hypopituitarisme, diabetes insipidus)
- Metabool 10-20% (hypercalciemie,
osteoporose?)
- Renaal < 5% (nierstenen, nefrocalcinose)
- Bot <1%
(ophelderingen, lacy-like appearance, destructie)
Diagnostiek:
Centraal in de diagnose staat het histo-pathologisch onderzoek waarbij epithelioid
granulomen aangetoond moeten worden. Deze zijn vrijwel altijd niet-necrotiserend,
necrose wordt slechts bij uitzondering gevonden. Mycobacteriele infectie en
schimmelinfecties gaan gewoonlijk wel gepaard met necrotiserende granulomen.
Er bestaat een uitgebreide differentiaal diagnose met betrekking tot granuloom
vorming. Naast infectieuze oorzaken moet er rekening mee gehouden worden dat
bij maligne tumoren zoals bij de ziekte van Hodgkin, mammacarcinoom en longtumoren
een granulomateuze reactie kan optreden. Symptomen zoals nachtzweten, fors gewichtsverlies
en koorts noodzaken tot uitsluiten van een infectie of maligniteit.
Er
bestaat geen specifieke test voor de diagnose sarcoidose. In figuur 1 wordt
het diagnostisch stappenplan weergegeven wanneer een verdenking bestaat op sarcoidose.
Ook hier wordt het verkrijgen van een histologische bevestiging centraal gesteld.
In dit schema is naast de bekende Galliumscan om granulomateuze haarden op te
sporen ook de zogenaamde OctroScan geplaatst. Dit is een zeer gevoelige methode
om granuloom lokalisaties op te sporen voor een biopsie en om vast te stellen
hoe uitgebreid het ziekteproces is. Ook een CT scan van de thorax kan bijdragen
in de diagnose omdat hiermee ook mediastinale klieren, peribroncheale afwijkingen
en subpleurale micronodiuli zichtbaar gemaakt kunnen worden. Veel verwarring
bestaat omtrent het zogenaamde ACE (angiotensine converting enzyme) gehalte.
Dit is verhoogd bij ongeveer 50-70% van de patiënten met sarcoidose en vooral
bij de acute vorm. Een verhoogd ACE gehalte is niet specifiek en komt voor bij
een groot aantal andere ziekten zoals de ziekte van Hodgkin, tuberculose, de
ziekte van Gaucher etc. Als laatste wordt in 10-20% van de patiënten een verhoogd
calciumgehalte gevonden. Dit wordt veroorzaakt doordat in een granuloom 25-hydroxy-calciferol
(vitamine D) gehydrolyseerd wordt tot 1,25-dihydroxycalciferol, de actieve vitamine
D metaboliet, die leidt tot een verhoogde calciumresorptie uit de darm en botten.
Laboratoriumdiagnostiek bij verdenking op sarcoidose:
Angiotensine converting enzyme (ACE), calcium, sCD25 (bloed), hemoglobine,
MCV, vitamine D 1.25-OH, vitamine D 25-OH (totaal D2+D3), X-thorax.
Optioneel (longarts): ECG, CT-scan, Galliumscan, Octroscan, spirometrie zonder reversibiliteit + diffusie.
Sarcoidose van de huid:Bij gemiddeld zo'n 20-25% van
de patiënten met sarcoidose is de huid aangedaan. De huidlesie die het sterkst
geassocieerd is met sarcoidose is erythema nodosum. Dit kan gevonden worden
tijdens het beloop van sarcoidose, maar ontstaat echter vaker bij het begin
van de ziekte. De huidlesies kunnen worden geklassificeerd als specifiek en
niet-specifiek, waarbij de specifieke laesies granulomateus zijn en de niet-specifieke
reactief. Specifieke sarcoidlesies manifesteren zich maculopapuleus, noduli,
plaques, subcutane noduli, littekeninfiltratie en als lupus pernio. Er bestaat
geen relatie met de ernst of uitgebreidheid van ziekte, behalve dat erythema
nodosum gezien wordt bij een vorm van sarcoïdose die zelflimiterend is.
Chronische
huidsarcoïdose manifesteert zich als niet pijnlijke en niet-jeukende plaques
en subcutane noduli rond de haarlijn, oogleden, oren, neus, mond en de strekzijde
van de extremiteiten. Annulaire plaques komen voor op het voorhoofd en leiden
tot litteken en alopecia. Noduli worden later in het ziekte proces gevonden.
Oude littekens kunnen ook na jaren geïnfiltreerd worden bij sarcoidose. Een
veranderd litteken kan duiden op activiteit van de sarcoidose. De reden van
infiltratie is onbekend. Lupus pernio is de meest karakteristieke huidlesie
bij sarcoidose en duidt op fibrose.
![Sarcoidose (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Sarcoidose](../../../afbeeldingen/sarcoidose-13z.jpg) |
sarcoidose |
Therapie:De
behandeling van sarcoïdose hangt sterk af of er vitale organen aangedaan zijn.
Bihilaire lymfadenopathie bijvoorbeeld is geen behandelingsindicatie zolang
er geen parenchymale stoornissen bestaan met een ernstige diffusiestoornis.
Gelimiteerde sarcoidose van de huid kan behandeld worden met topicale en intralesionale
steroïden. Ook intralesionaal chloroquin per maand is beschreven. Een uitgebreide
huidbetrokkenheid kan worden behandeld met systemische therapie. Verder wordt
een behandeling aangeboden aan patiënten met neurosarcoïdose, betrokkenheid
van het hart, nieren en ogen en bij hypercalciemie. In deze behandeling staan
corticosteroïden nog steeds centraal.
R/ lokale corticosteroïden klasse
IV 2 keer per week onder occlusie.
R/ intralesionale corticosteroïden elke
3-4 weken.
R/ prednison 0.5-1.0 mg/kg, bij effect afbouwen naar 10 mg per
dag, en daarna om de dag.
R/ chloroquin 250-750 mg per dag, maximaal 3.5
mg/kg/dag.
R/ hydroxychloroquine 200-400 mg per dag, maximaal 6.5 mg/kg/dag.
R/ methotrexate 7.5-25 mg per week.
R/ tetracyclinen: doxycycline 1 dd 100-200
mg, minocycline 1 dd 200 mg, tetracycline 4 dd 250 mg.
R/ thalidomide 50-400
mg per dag.
R/ infliximab 5-10 mg/kg intraveneus, week 0, 2, 6 en daarna
elke 8 weken (eventueel aanpassen naar 4-12 weken).
R/ JAK inhibitors (off-label, case-reports en kleine studies): tofacitinib 2 dd 5 mg of 1 dd 11 mg (vertraagde afgifte)
gedurende 3 maanden, daarna 1 dd 5 mg. Of baricitinib 1 dd 4 mg.
R/ ruxolitinib 2 dd 5-10 mg.
In onderstaande tabel
zijn verschillende systematische therapieën opgenomen die gebruikt worden bij
de behandeling van sarcoïdose. Wel dient steeds in aanmerking genomen te worden
dat er tot nu toe slechts enkele gecontroleerde studies verricht zijn. In een
CME artikel in de JAAD (Haimovic A. et al, 2012) is een algoritme opgenomen.
Systemische therapie voor sarcoidose (afgeleid van Baughman
et al. Lancet 2003):
Medicijn |
Gangbare dosering |
Gewone toxiciteiten |
Opmerkingen |
Cortico-steroïden: Prednison Prednisolon |
Begin: 20-40 mg dagelijks Handhaven: 5-10 mg dagelijks
Of om de dag |
Diabetes, hypertensie, osteoporose, slapeloosheid, verhoogd
risico van infectie |
Meest bestudeerde medicijn voor sarcoidose. |
Anti-malaria middelen Chloroquine Hydroxy-chloroquine |
Chloroquine: 100 mg dagelijks Hydroxy-chloroquine: 200-400
mg per dag |
Misselijkheid Retina toxiciteit |
Geschikt voor huidziekte en hyper-calciemia. |
Tetracycline Minocycline |
Tetracycline 3 dd 500 mg Minocycline 1 dd 200 mg |
Maag darm klachten |
Heeft lang nodig 3-6 maanden om effectief te worden. |
Methotrexaat |
10-15 mg per week; aangepaste dosering voor toxiciteit |
Misselijkheid, Neutropenia, Hepato-toxiciteit, Pulmonary fibrose
(zeldzaam) |
Geschikt voor chronische sarcoidose. Heeft 6 maanden nodig om
effectief te worden. |
Azathioprine |
10-150 mg dagelijks; aangepaste dosis voor toxiciteit |
Misselijkheid Neutropenia |
Minder bestudeerd dan methotrexaat. Vaker neutropenie en misselijkheid
dan bij methotrexaat. |
Pentoxifylline |
400-1200 mg dagelijks; aangepaste dosering voor toxiciteit |
Misselijkheid |
Gelimiteerd gebruik voor acute ziekte. |
Thalidomide |
50-200 mg dagelijks; aangepaste dosering voor toxiciteit |
Slaperigheid, Teratogeen, Misvormingen, Constipatie, Perifere
neuropathie |
Meest geschikt voor huidziekte. Minder effectief voor longziekte. |
Cyclo-fosfamide |
Oraal 50-150 mg per dag Intraveneus slag: 500-1500 mg elke
2-4 weken; aangepaste dosering voor toxiciteit |
Neutropenie Misselijkheid Blaas-ontsteking Kanker-verwekkend |
Effectief. Door toxiciteit gebruik beperkt tot hardnekkige
gevallen. |
Infliximab |
5 mg/kg intraveneus, week 0, 2, 6 en daarna elke 8 weken (eventueel
aanpassen naar 4-12 weken) |
Verhoogde kans op infectie, vooral tuberculose |
Allergische reactie op infuus. Weinig data over effectiviteit.
Weinig informatie over dosering. |
Bron: van Hagen PM. Sarcoidose. In: Nanninga PB (ed.).
OnDERMeer, Novartis,
hfdst 10, pp 60-65.