STAPHYLOCOCCEN, METHICILLINE RESISTENTIE (MRSA) home ICD10: U82.1

Meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) komt overal ter wereld endemisch voor in en buiten gezondheidszorginstellingen. In de bevolking wordt een sterke toename gezien. Buiten Nederland en de Scandinavische landen worden hoge resistentiepercentages (>60%) van invasieve infecties gezien. Deze infecties zijn lastig te behandelen omdat er slechts een beperkt arsenaal aan effectieve antibiotica overblijft. Methicilline resistente staphylococcen zijn meestal ook ongevoelig voor penicillinen, cefalosporinen, aminoglycosiden, clindamycine, erytromycine, tetracycline, en soms ook voor rifampicine en fusidinezuur. Wel gevoelig voor mupirocine, teicoplanine en vancomycine. De infecties met MRSA gaan gepaard met een toename in morbiditeit en mortaliteit. De geassocieerde sterfte bij MRSA bacteriëmie is bijna 2 x hoger dan bij bacteriëmie door meticilline-gevoelige S. aureus (MSSA).

Diagnostiek:
De diagnose MRSA wordt gesteld op het detecteren van S.aureus en de aanwezigheid van het mec-A-gen dat codeert voor de aanmaak van een gemodificeerd penicilline bindend eiwit (PBP-2a). Dit PBP-2a heeft een verminderde affiniteit voor betalactam antibiotica waardoor deze groep antibiotica onwerkzaam wordt. Een individu waarbij op de huid, op de slijmvliezen of uit lichaamsvreemde materialen MRSA wordt aangetroffen is een MRSA-drager, onafhankelijk van de lokalisatie op het lichaam, of de hoeveelheid die aanwezig is.
Medewerkers die gekoloniseerd zijn met MRSA mogen geen patiëntgebonden werkzaamheden doen. Patiënten die gekoloniseerd zijn met MRSA lopen een verhoogd risico (19%) op het ontwikkelen van een infectie met MRSA tijdens opname.

Definities:
Er wordt onderscheid gemaakt tussen ongecompliceerd dragerschap (alleen neus-dragerschap) en gecompliceerd dragerschap. Bij gecompliceerd dragerschap is er minstens 1 van onderstaande criteria aanwezig:
1. Dragerschap bevindt zich in keel, perineum of huidlaesies, onafhankelijk van neusdragerschap
2. Er zijn actieve huidlaesies en/of er is lichaamsvreemd materiaal dat een verbinding vormt tussen milieu interieur en milieu exterieur
3. MRSA is in vitro ongevoelig voor mupirocine
4. Eerdere behandelingen volgens de adviezen bij ongecompliceerd dragerschap hebben gefaald


Behandeling van ongecompliceerd MRSA dragerschap:
1. Bactroban (mupirocine 2%) neuszalf 3 dd gedurende 5 dagen
2. Gedurende de behandeling worden huid en haren dagelijks met een desinfecterende zeep (Chloorhexidine zeep oplossing 40 mg/ml of betadine shampoo 75 mg/ml) gewassen, bij voorkeur onder de douche (niet in bad).
3. Dagelijks schoon ondergoed, schone kleding, schone washandjes en handdoeken gebruiken. Op dag 1, 2 en 5 van de kuur beddengoed volledig verschonen. Bij het naar bed gaan dient tevens gedurende de behandeling schoon ondergoed dan wel pyjama te worden aangetrokken.
4. Nagaan of er sprake is van een reservoir in de thuissituatie (mens of dier).
5. Als er een reservoir in de thuis situatie aanwezig is, dan dient deze gelijktijdig te worden meebehandeld.


Behandeling van gecompliceerd MRSA dragerschap:
1. Indien er sprake is van huidaandoeningen die een bron kunnen zijn voor infectie (eczeem bijvoorbeeld), deze eerst behandelen.
2. Indien er lichaamsvreemd materiaal aanwezig is dat een verbinding vormt tussen milieu interieur en milieu exterieur (infusen, catheters etc.), wachten tot dit verwijderd kan worden.
3. Systemische behandeling gedurende minstens 7 dagen met een combinatie van 2 middelen:
R/ doxycycline 1 dd 200 mg + rifampicine 2 dd 600 mg, of:
R/ trimethoprim 2 dd 200 mg + rifampicine 2 dd 600 mg
Alternatieven:
R/ clindamycine 3 dd 600 mg + fusidinezuur 3 dd 500 mg
R/ clarithromycine 2 dd 500 mg + fusidinezuur 3 dd 500 mg
R/ ciprofloxacine 2 dd 750 mg + fusidinezuur 3 dd 500 mg
4. Systemische behandeling combineren met mupirocine neuszalf 3 dd gedurende 5 dagen en de overige maatregelen zols genoemd onder behandeling van ongecompliceerd MRSA dragerschap. Zie ook onder stafylokokken dragerschap.
5. Bij eventueel aanwezige wonden wordt dragerschap behandeling liefst pas ingesteld als de wond genezen is.


Controlekweken:
Driemaal 3 kweken afnemen met interval van 1 week, minimaal 48h na beëindigen eradicatie-programma. Als deze kweken (niet afgenomen onder antibiotica gebruik) 3 x negatief zijn kan het label MRSA drager uit het dossier worden verwijderd.


Referenties
1. Richtlijn MRSA dragerschap. www.swab.nl


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 U82.1 Resistentie voor methicilline
ICD10 U82.1 Resistance to methicillin
SNOMED 432415000 Methicillin resistant staphylococcus aureus carrier
DBC 4 Dermatosen door micro-organismen