Bij patiënten die Mayzent (siponimod) gebruiken voor multipele sclerose (MS)
kunnen huidtumoren ontstaan. In registratiestudies zijn basaalcelcarcinoom en
melanoom beschreven. De frequentie was laag (14 gevallen bij 1099 patiënten,
Kappos et al.) en het is nog niet zeker of het risico echt verhoogd is. Maar
vooralsnog wordt geadviseerd in het farmacotherapeutisch kompas en in de bijsluiterteksten
van siponimod (en andere S1P-receptormodulatoren) dat er voorafgaande aan de
start van de behandeling een huidonderzoek wordt gedaan, en daarna regelmatig
(elke 6-12 maanden).
Patiënten worden hiervoor regelmatig doorverwezen
naar de dermatoloog, vaak als onderdeel van lokale of landelijke richtlijnen
voor het voorschrijven van siponimod. Het is echter volgens de officiële 1B
tekst en de internationale richtlijnen niet strikt noodzakelijk dat een dermatoloog
de controles uitvoert. Het onderzoek van de huid kan ook gedaan worden door
de voorschrijvend arts, of door de huisarts, of een andere arts. En als die
zich niet zeker voelen over hun bevindingen kunnen ze doorverwijzen naar een
dermatoloog. De dermatoloog kan vervolgens adviseren of regelmatige controles
door een dermatoloog noodzakelijk zijn, afhankelijk van de bevindingen. Ook
in Engeland is het op deze manier geregeld.
Ongeacht wie de controles
uitvoert, de patiënt moet de volgende adviezen krijgen:
• |
vermijd overmatige blootstelling aan de zon, zorg ervoor niet te
verbranden |
• |
gebruik zonnebrandmiddelen met een hoge beschermingsfactor (≥ SPF
30) |
• |
draag een pet of andere beschermende kledingstukken in de felle
zon |
• |
geen zonnebank, geen behandelingen van de huid met lichttherapie |
• |
controleer regelmatig de huid en als er ergens een huidkleurig bultje
ontstaat, of een zweertje, of bruin of zwart gekleurde moedervlekken,
of als moedervlekken gaan veranderen van vorm of van kleur, of gaan
jeuken: neem contact op met uw behandelend arts, of uw huisarts, of
uw dermatoloog, laat het inspecteren |
Varicella zosterEen andere complicatie die kan optreden
bij gebruik van siponimod is een infectie met het varicella zoster virus. Er
wordt geadviseerd om patiënten die niet zeker weten of ze als kind waterpokken
hebben gehad, en die geen vaccinatie tegen het varicella-zostervirus (VZV) hebben
gekregen, vóór de start van de behandeling met siponimod te testen op VZV-antilichamen.
Als er geen antilichamen tegen VZV aantoonbaar zijn, dan vaccineren en de start
van de behandeling met 1 maand uitstellen voor een volledig effect van de vaccinatie.
Vermijd tijdens behandeling en tot vier weken na het stoppen met siponimod gebruik
van levend verzwakte vaccins. Vaccinaties kunnen tijdens behandeling minder
effectief zijn; daarom 1 week vóór tot vier weken na een geplande vaccinatie
de behandeling stopzetten. Hou dan wel rekening met opnieuw optreden van ziekteactiviteit.
Referenties
1. |
Kappos L, Bar-Or A, Cree BAC, Fox RJ, Giovannoni
G, Gold R, Vermersch P, Arnold DL, Arnould S, Scherz T, Wolf C,
Wallström E, Dahlke F; EXPAND Clinical Investigators. Siponimod
versus placebo in secondary progressive multiple sclerosis (EXPAND):
a double-blind, randomised, phase 3 study. Lancet 2018;391(10127):1263-1273. |
2. |
Melamed E, Lee MW. Multiple Sclerosis and
Cancer: The Ying-Yang Effect of Disease Modifying Therapies. Front
Immunol 2020;10:2954.
PDF |
3. |
Farmacotherapeutisch Kompas |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.