Een
sinus pilonidalis (synoniem:
haarnestcyste,
Engels: pilonidal cyst, sinus of abscess) lijkt op het oog een duidelijk gedefinieerde
entiteit, maar bij nadere beschouwing is het nog ingewikkeld. Volgens de meest
recente inzichten is een sinus pilonidalis een
abces
of
fistel in de bilnaad, meestal chronisch recidiverend.
De naam haarnestcyste is eigenlijk niet goed want het is meestal (99%) niet
een echte cyste maar een abcesholte, waarschijnlijk uitgaand van een ontstoken
haarzakje (pustel of furunkel) in de bilnaad. Secundair groeit epitheel de holte
in, van buiten naar binnen. Histologisch wordt soms een dunne laag epitheel
aangetroffen die de wand van de holte bekleed, maar daarin worden geen haarfollikels
of andere adnexen aangetroffen. In Nederland wordt de term sinus pilonidalis
gebruikt om alle pathologie in de bilspleet samen te vatten, maar nauwkeuriger
is het om de term
pilonidal abces of cyste te gebruiken
als het gaat om een afgesloten holte, en
pilonidal sinus
als het gaat om een langgerekte met epitheel beklede sinus (fistel of tunnel).
Een sinus pilonidalis kan klachten veroorzaken zoals zwelling in de bilnaad,
pijn, purulente of bloedige afscheiding, continu vocht in de bilnaad, pijn bij
fietsen, en periodieke ontsteking, waarbij een groot en pijnlijk gezwollen abces
ontstaat.
De sinus pilonidalis is voor het eerst beschreven door Mayo in 1833. Het
komt vaak voor, de incidentie is circa 26 op 100.000. Het komt vaker voor bij
mannen dan bij vrouwen (3:1). Oorspronkelijk dacht men dat een sinus pilonidalis
congenitaal was, een aangeboren met haren gevulde cyste, vergelijkbaar met een
teratoom of dermoid cyste. Die theorie is verworpen. De meeste pilonidale abcessen
zijn verworven en ontstaan tussen de 16 en 26 jaar. Maar het kan ook al op zeer
jonge leeftijd ontstaan (9-12 jaar, vooral bij meisjes) of pas na het 50ste
jaar. In de tweede wereldoorlog werd het vaak gezien bij militairen die lange
ritten maakten in slecht geveerde jeeps en werd het 'Jeep seat' of 'Jeep riders
disease' genoemd.
Pasgeborenen kunnen een deukje hebben in de bilspleet,
dit wordt een
sacral dimple genoemd. Dit zijn blinde
tunnels van wisselende diepte. Het is mogelijk dat zo'n dimple ontsteekt en
overgaat in een pilonidaal abces, maar de meeste patiënten die zich presenteren
met sinus pilonidalis hebben geen congenital sacral dimple in de voorgeschiedenis.
Er kunnen
haren in een sinus pilonidalis zitten,
variërend van enkele tot hele kluwens of bundels. Rond de haren ontstaat veel
hypergranulatie en een granulomateuze ontsteking. Maar in circa de helft van
de gevallen worden er geen haren aangetroffen (vooral bij vrouwen niet). Het
is onduidelijk waarom er haren in een sinus onder de huid terechtkomen. Een
theorie is dat ze er van buitenaf ingroeien of door mechanische krachten er
in worden gezogen. Ze worden in ieder geval niet gevormd in de holte (want histologisch
worden geen haarfollikels aangetroffen). Het voorkomen van sinus pilonidalis
van dit type (met haren er in) is geassocieerd met overbeharing, vooral bij
mannen, en vooral bij een grote hoeveelheid dikke haren in de bilspleet. Het
totaal epileren van de overbeharing in de bilspleet door middel van laser epilatie
blijkt dan ook preventief te werken, en sommige zorgverzekeraars vergoeden dit
ook als de arts een machtiging aanvraagt.
Maar in de andere helft van
de gevallen zitten er dus geen haren in en gaat het om abcesholten en fistels
die waarschijnlijk zijn ontstaan na infectie van een haarfollikel in de bilspleet.
Helemaal zeker is dit niet. Bij een sinus pilonidalis ziet men vaak
gluteal pits. Een gluteal pit is een klein gaatje precies
in de mediaanlijn. Vaak ziet men een aantal gaatjes op een rij. De pits kunnen
solitair zijn (blind), maar ze zijn meestal onderling verbonden door een lange
fistel. Bij palpatie is er dan soms een streng te voelen die de gaatjes onderling
verbindt. Met een sonde (zonder verdoving pijnlijk) is vast te stellen dat ze
allemaal onderling verbonden zijn, en waar de fistel naar toe gaat (omhoog,
naar links, naar rechts, richting perineum, de billen in). Het is niet precies
bekend hoe deze gluteal pits ontstaan. Het kan zijn dat ze ontstaan uit ontstoken
haarfollikels, die abcederen en conflueren. Een andere theorie is dat ze ontstaan
uit fissuren in de bilnaad (eventueel met haren er in verkleefd) die overgroeid
raken door weefselbruggetjes. De derde theorie is dat er primair een lange fistel
ontstaat, die op meerdere plaatsen naar buiten perforeert.
|
|
|
gluteal
pits |
gluteal
pits |
gluteal
pits |
Dit soort fistels in de bilnaad ziet men vooral bij overgewicht (huidplooien
die tegen elkaar aanliggen), zweten, en bij zittend werk (vaak chauffeurs).
De met epitheel beklede holtes en fistel complexen die daarbij ontstaan zijn
niet te onderscheiden van
hidradenitis suppurativa.
Vaak gaat dit dan ook samen, ontstekingen in de bilspleet waarop het label sinus
pilonidalis wordt geplakt, en
hidradenitis suppurativa
laesies elders (billen, liezen, perineum, scrotum, oksels). Dit wordt ook wel
de
acne tetrade of follicular occlusion
triad genoemd. Om het moeilijker te maken: er is ook overlap met
perianale fistels. Overal in het (vooral bij mannen) ruim
van haren voorziene gebied van de billen, inclusief bilspleet, perianale regio
en perineum, en naadloos overgaand in de liesplooien en het scrotum kunnen abcessen
en fistels ontstaan uitgaande van haarfollikels. De fistels kunnen zeer lang
worden (tot 20-25 cm is aangetroffen) en groeien ook de diepte in naast de anus
en tussen de anale sfincters in. Sommige hidradenitis suppurativa patiënten
hebben een groepje fistel openingen aan de zijkant van de bil, en bij exploreren
van de fistels blijken die helemaal door te lopen tot perianaal. Dit zijn dus
eigenlijk perianale fistels, maar het verwarrende is dat in de chirurgische
definitie van een perianale fistel hoort dat er een verbinding is met het rectum.
De namen perianale fistel, sinus pilonidalis en hidradenitis suppurativa worden
dus door verschillende specialismen gebruikt voor exact dezelfde pathologie:
een fistel.
DD:- sinus pilonidalis, klassiek (gluteal
pits), met kluwen of bundel haren onder de huid, maar vaak ook zonder haren
- abces of fistel(complex) secundair aan een ontstoken haarfollikel (pustel,
furunkel) in de bilnaad (= identiek aan hidradenitis suppurativa)
- perianale
fistel (fistel in het perianale gebied, met of zonder verbinding met het rectum)
- sacral dimple (met een DD van embryonale afwijkingen waaronder teratoom, dermoid
cyste en spina bifida)
Therapie:Een fistelcomplex
in de bilnaad kan forse klachten veroorzaken, met name periodieke ontsteking.
Hierbij ontstaan zeer pijnlijke abcessen. In de acute fase kan dit met een incisie
ontlast worden. Maar net als bij hidradenitis suppurativa lost dat het probleem
niet op. De met epitheel beklede holten en gangen gaan uit zichzelf niet weg.
Het epitheel blijft delen waardoor de holten langzaam gevuld worden met keratine.
Het enige wat helpt is het
chirurgisch verwijderen van de fistels.
Als het gaat om een klein en niet al te diep gebied dan kan dit onder lokale
verdoving gebeuren. Grote gebieden, met uitlopers naar de diepte of naar perineum
en perianaal kunnen beter onder algehele narcose worden geopereerd door een
chirurg of plastisch chirurg. Het is belangrijk dat de excisie gebeurt tot in
gezond weefsel en dat alle uitlopers worden opgespoord en meegenomen. De wond
wordt meestal opengelaten. In de genezingsfase kan eventueel
VAC
therapie worden gebruikt.
Een kleine sinus pilonidalis
zoals op het voorbeeld hieronder kan onder lokale verdoving worden verwijderd.
Het is niet complexer dan een excisie van een fistel bij hidradenitis suppurativa.
Het is wel erg belangrijk dat alle uitlopers en alle epitheelresten worden verwijderd
en met name dat ook alle gluteal pits in de excisie worden meegenomen, anders
ontstaat er een recidief. Hou er rekening mee dat de fistel veel groter en dieper
kan zijn dan uitwendig lijkt (goed verdoven). Als alles radicaal verwijderd
is kan gewoon worden gehecht. Open laten is ook een goede keuze, dit geeft
minder recidieven.
|
|
|
abces,
sinus en pits |
alles
moet er uit |
excisie
van de sinus |
Naast de radicale chirurgische excisie is ook
deroofing
mogelijk. Met behulp van een sonde worden alle openingen en fistels vervolgd
en opengelegd met mes of naaldelektrode, en opengelaten. Bij diepe fistelkanalen
randen afschuinen.
Als de excisie met zekerheid radicaal is kan ook
primair gesloten worden. Dit kan primair, met stevige
matrashechtingen die ook de bodem meenemen, of met een
verschuivingsplastiek
zoals een rhomboidflap of rotatieflap. Een wond die gehecht wordt precies in
de middenlijn heeft een slechte prognose: geneest niet, er kan een chronische
fissuur ontstaan, grote kans op recidieven. Dit kan voorkomen worden door de
wond naar links of naar rechts te vergroten, de andere kant goed ondermijnen,
en over de middellijn heen trekken (
cleft lift methode).
Hierbij verstrijkt de bilnaad, en dat is ook de bedoeling. Rhomboid flaps, rotatieflaps
en Z-plastieken bedekken ook de middellijn en zijn dus ook bruikbaar.
Een conservatieve behandeling is de
pit picking methode,
die door Amerikaanse chirurgen wordt toegepast. In de acute fase wordt het abces
ontlast. Eventueel worden antibiotica voorgeschreven (bijvoorbeeld Augmentin).
Na 10-14 dagen, nadat de zwelling is afgenomen, wordt de bilnaad nauwgezet gecontroleerd
op de aanwezigheid van kleine gaatjes (gluteal pits). Deze worden onder lokale
verdoving er uitgestanst met een ruime maat biopteur, en open gelaten. Deze
techniek kan werken als er nog geen epithelialisatie van de holte is opgetreden.
Het is subtieler dan het in den blinde en ruim wegsnijden van het hele gebied,
waarbij gaten ontstaan van 10 cm doorsnede en 2-3 cm diep, die maanden tot jaren
nodig kunnen hebben om te genezen. Als de pit-pick methode faalt kan alsnog
groter worden geopereerd.
Er wordt ook geëxperimenteerd met het
endoscopisch verwijderen
van de fistel, van binnenuit. Waarbij ook lasers worden toegepast. Het is
echter moeilijk om de epitheelbekleding volledig te vernietigen, hierdoor is
de kans op recidieven groot.
Een andere methoden is het
inspuiten van de fistel met fenol. Hiervoor worden eerst de fistelopeningen
vergroot. Dat kan met een passende biopteur. Daarna volgt curettage van de sinus.
Haren, pus en hypergranulatie worden verwijderd. Vervolgens wordt de holte schoongespoeld
met waterstofperoxide, en daarna, na zorgvuldige bescherming van de omliggende
huid met vaseline, fenol in de holte ingespoten wat een minuut achter blijft.
Daarna wordt de fenol geneutraliseerd door alcohol. Eventueel kan deze procedure
twee tot drie keer herhaald worden. De fenol vernietigt het epitheel dat de
binnenkant van de holte bekleedt.
Bij alle operatieve technieken die
worden toegepast bij sinus pilonidalis komen recidieven vaak voor. Het
succespercentage hangt sterk af van de kennis en ervaring van de operateur.
De meest gemaakte fout is het onderschatten van hoe ver de fistel doorloopt
richting de bilnaad. Vaak wordt vergeten om de lagere gluteal pits mee te
nemen in de excisie.
Bij sterke overbeharing in de bilnaad
kan worden behandeld met een
ontharingslaser. Het
is niet zeker of dat echt preventief werkt.
In 2022-2023 is er een
richtlijn sinus pilonidalis gemaakt en gepubliceerd door de Federatie
Medisch Specialisten (FMS).
Referenties
1. |
Karydakis GE. New approach to the problem
of pilonidal sinus. Lancet 1973;2:1414-1415. |
2. |
Bascom JU. Pilonidal disease:
origin from follicles of hairs and results of follicle removal as
treatment. Surgery 1980;87:567-572. |
3. |
Bascom JU, Bascom T. Utility of the cleft
lift procedure in refractory pilonidal disease. Am J Surg 2007;193(5):606-609. |
4. |
Karydakis GE: Easy and successful treatment
of pilonidal sinus after explanation of its causative process. Aust
N Z J Surg 1992;62:385-389. |
5. |
Gencosmanoglu R. Modified lay-open (incision,
curettage, partial lateral wall excision and marsupialization) versus
total excision with primary closure in the treatment of chronic
sacorcoccygeal pilonidal sinus. Int J Colorectal Dis 2005;20:415-422. |
6. |
Garg P, Menon GR, Gupta V. Laying open (deroofing)
and curettage of sinus as treatment of pilonidal disease: a systematic
review and meta-analysis. ANZ J Surg 2016;86:27-33. |
7. |
Bozkurt MK, Tezel E. Management of pilonidal
sinus with the Limberg flap. Dis Colon Rectum 1998;41:775-777. |
8. |
McCallum IJ, King PM, Bruce J. Healing by
primary closure versus open healing after surgery for pilonidal
sinus: systematic review and meta-analysis. BMJ 2008;336:868-871. |
9. |
Rushfeldt C, Bernstein A, Norderval S, Revhaug
A. Introducing an asymmetric cleft lift technique as a uniform procedure
for pilonidal sinus surgery. Scandinavian Journal of Surgery 2008;97:77-81. |
10. |
Immerman SC. Treatment of pilonidal disease
using the Bascom "cleft lift" procedure. American Surgeon 2013. |
11. |
Van den Boom AL, Dekker JWT. Sinus pilonidalis,
meer opties dan radicale excisie. WCS Nieuws 2012;28(4):37-39. |
12. |
Federatie Medisch Specialisten: FMS
richtlijn sinus pilonidalis 2022.
PDF |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.