Streptococcus dysgalactiae is een streptokok behorend
tot
groep C of G. De bacterie die bij mensen wordt
gevonden is
Streptococcus dysgalactiae subsp. equisimilis (SDSE). Deze
bacterie wordt steeds vaker gekweekt, vooral bij de iets oudere populatie, en
blijkt ook pathogeen te zijn. Minder pathogeen dan de beruchte
groep
A-streptokokken (
Streptococcus pyogenes,
GAS) die
erysipelas
en
ecthyma kunnen veroorzaken maar ook invasieve
GAS (iGAS)-infecties zoals
streptokokken toxische shock
syndroom (STSS),
fasciitis necroticans
en GAS-bacteriëmieën kunnen veroorzaken met soms dodelijke afloop. Naar schatting
wordt 16-43% van de invasieve streptokokkeninfecties veroorzaakt door
Streptococcus
dysgalactiae subsp. equisimilis (SDSE). Een klein deel van deze SDSE
streptokokken draagt de Lancefield groep A (GA-SDSE). In Nederland wordt
circa 2.4% van de invasieve streptokokkeninfecties veroorzaakt door GA-SDSE. De toename van
Streptococcus dysgalactiae infecties wordt
mogelijk veroorzaakt door vergrijzing, of door betere kweekmethoden, steeds
meer labs zijn in staat om SDSE te onderscheiden van groep A-streptokokken.
Er geldt geen meldingsplicht voor groep C of G streptokokken. Invasieve
groep A (iGAS)-infecties (streptokokken toxische shock syndroom, fasciitis necroticans,
of puerperale koorts) vallen wel sinds januari 2023 onder de meldingsplichtige ziekten.
Als
Streptococcus dysgalactiae wordt gekweekt moet er wel behandeld
worden.
Streptococcus dysgalactiae is gevoelig voor
beta-lactam antibiotica (penicillinen, cefalosporinen, carbapenems). Beide pathogenen
kunnen (ernstige) infecties veroorzaken en zijn klinisch niet goed te onderscheiden.
S. pyogenes is vaker geassocieerd met diepere huidinfecties, shock
en fasciitis necroticans in vergelijking met SDSE. Van patiënten met invasieve
SDSE (iSDSE)-infecties wordt 10-23% opgenomen op de IC en 3-33% overlijdt. Van
patiënten met invasieve
S. pyogenes-infectie wordt 25-49% opgenomen
op de IC, de sterftecijfers zijn vergelijkbaar.
Therapie:
Streptokokken zijn gevoelig voor penicillinen. Dat betekent dat ook smalspectrum
antibiotica zoals feneticilline kunnen worden voorgeschreven. Als ook stafylokokken
meebehandeld moeten worden is het beter om te kiezen voor flucloxacilline of
amoxicilline/clavulaanzuur. Bij ernstige infecties kan het nodig zijn om patiënten
op te nemen en intraveneus te behandelen met hogere doseringen en/of andere
antibiotica.
Bij patiënten met invasieve
S. pyogenes-infectie
wordt geadviseerd om clindamycine (3 dd 600 mg) toe te voegen aan de standaardbehandeling
met een bètalactam antibioticum omdat clindamycine de productie van streptokokkenpyrogene
exotoxinen en superantigenen kan remmen. Dit vermindert de mortaliteit. Deze
toxinen komen bij
Streptococcus dysgalactiae-infecties minder voor,
daarom lijkt het toevoegen van clindamycine geen meerwaarde te hebben.
R/ feneticilline 3 dd 1000 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ flucloxacilline
3 dd 1000 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ amoxicilline/clavulaanzuur 3-4 dd
500/125 mg gedurende 10-14 dagen.
Bij allergie voor penicillinen:
R/ claritromycine 2 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ clindamycine 3 dd
600 mg gedurende 10-14 dagen.
R/ erytromycine 4 dd 500 mg gedurende 10-14
dagen.
R/ azithromycine 1 dd 500 mg gedurende 5 dagen.
R/ roxitromycine
2 dd 150 mg gedurende 7 dagen.
R/ cefalexine 4 dd 500 mg of Zinnat (cefuroximaxetil)
2 dd 500 mg gedurende 10-14 dagen.
Bij ernstige infecties:
R/ penicilline G (benzylpenicilline), 4-6 dd 1 miljoen E i.v. gedurende 10-14
dagen.
R/ flucloxacilline 4 dd 1 g i.v. als monotherapie.
R/ flucloxacilline
4 dd 1 g i.v. + penicilline G 4 dd 1 milj E i.v.
R/ amoxicilline/clavulaanzuur
3-4 dd 1000/200 of 3 dd 2000/200 mg i.v.
Bij allergie voor
penicillinen:R/ clindamycine 3 dd 600 mg i.v. of oraal gedurende
14 dagen.
R/ erytromycine 4 dd 500-1000 mg i.v. gedurende 14 dagen.
R/
roxitromycine 2 dd 150 mg oraal gedurende 7 dagen.
R/ cefuroxim, 3 dd 750
mg i.v., in ernstige gevallen 3 dd 1.5 g i.v.
R/ cefalotine 4 dd 1 g i.v.,
in ernstige gevallen 6 dd 1-2 g i.v.
Referenties
1. |
Korsten K, Freudenburg-de Graaf W, Bril-Keijzers
W, van der Putten B, van Sorge N. Streptococcus dysgalactiae subsp
equisimilis als veroorzaker van groep A-streptokokkeninfecties.
Ned Tijdschr Med Microbiol 2022;30(2):85-91.
PDF |
2. |
Freitas DM. Group G Streptococcus dysgalactiae
subspecies equisimilis, the clinical significance of a rare infection:
endocarditis, polyarteritis, septic bursitis and pneumonia with
complicated parapneumonic effusion. BMJ Case Rep 2017;2017:bcr2017219410. |
3. |
Rantala S, Vuopio-Varkila J, Vuento
R, Huhtala H, Syrjanen J. Clinical presentations and epidemiology
of beta-haemolytic streptococcal bacteraemia: a population-based
study. Clin Microbiol Infect 2009;15:286-288. |
4. |
Ekelund K, Skinhoj P, Madsen J, Konradsen
HB. Invasive group A, B, C and G streptococcal infections in Denmark
1999-2002: epidemiological and clinical aspects. Clin Microbiol
Infect 2005;11:569-576. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.