SYRINGOCYSTADENOMA PAPILLIFERUM EN TUBULAR ADENOMA home ICD10: D23.9

Het syringocystadenoma papilliferum (synoniemen: naevus syringoadenomatosus papilliferus; hidradenoma verrucosum fistulovegetans (Darier); naevus syringocystadenomatosus papilliferus) is een zeldzame benigne hamartomateuze adnextumor uitgaande van apocriene of eccriene zweetklieren. Het is voor het eerst beschreven door Elliot in 1893.

Klinisch beeld:
Meestal zijn het exofytisch groeiende solitaire of gegroepeerde bolronde huidkleurige of erythemateuze tumortjes, vaak bedekt met crustae. Ze zitten meestal op het hoofd, behaarde hoofd of gelaat of hals, soms in de oksels of de liezen, en meer dan de helft is vanaf de geboorte of vroege jeugd aanwezig. Er zijn ook plaquevormige laesies beschreven, soms in een lineaire Blaschkoide vorm, opgebouwd uit multipele ronde laesies. En er is een variant waarbij er erythemateuze nodi of plaques zijn met nattend / erosief oppervlak.

Syringocystadenoma papilliferum Syringocystadenoma papilliferum Syringocystadenoma papilliferum
syringocystadenoma papilliferum (solitair en in een naevus sebaceus)

Syringocystadenoma papilliferum Syringocystadenoma papilliferum Syringocystadenoma papilliferum
syringocystadenoma papilliferum (gegroepeerd, en nattend - erosieve variant)

Syringocystadenoma papilliferum Syringocystadenoma papilliferum Syringocystadenoma papilliferum
syringocystadenoma papilliferum (lineair gegroepeerd volgens de lijnen van Blaschko)


Een syringocystadenoma papilliferum kan ontstaan in een naevus sebaceus. En het kan samen voorkomen met tubulair adenoma in één laesie, met aan de oppervlakte het syringocystadenoma papilliferum en daaronder in de dermis een tubulair adenoma. Ook deze hybride vorm wordt gezien in een naevus sebaceus. Andere geassocieerde tumoren zijn adnextumoren (o.a. apocrine gland cyst, trichoblastoma, sebaceoma), en basaalcelcarcinoom.

Syringocystadenoma papilliferum en tubular adenoma zijn verwante laesies met in beide een myoepitheliale component en een tubulopapillaire architectuur. De laatste jaren wordt van steeds meer tumoren, ook van zweetkliertumoren, uitgezocht welke mutaties er aan ten grondslag liggen. Deze kunnen vaak in het weefsel worden aangetoond. Dit kan worden gebruikt voor diagnostiek, maar ook veranderen deze technieken de inzichten en de indeling van diverse huidtumoren. Op basis hiervan is een nieuwe indeling van huidtumoren gemaakt door de WHO. Syringocystadenoma papilliferum en tubular adenoma hebben allebei mutaties in het mitogen-activated protein kinase (MAPK) signaling pathway, zowel BRAF, KRAS, en HRAS. Ze kunnen geïsoleerd ontstaan, spontaan (sporadisch), maar ook in het kader van een cutane RASopathie (waartoe ook de naevus sebaceus behoort). Maligne ontaarding, in een syringocystadenocarcinoma papilliferum komt voor maar is extreem zeldzaam.

DD: warty dyskeratoma, basaalcelcarcinoom, adnextumortje.

PA:
Meestal exofytisch groeiende laesies, met een verruceuze, papillomateuze opbouw. De papillomateuze structuren zijn opgebouwd uit epitheliale en myoepitheliale cellen, in combinatie met cuboide cellen in de lumina. Vaak zijn er ook veel plasmacellen aanwezig. De mutatie kan meestal worden vastgesteld met anti-BRAF p.V600E. De myoepitheliale component is vaak positief voor SMA, calponin, SOX10, en p63, de luminale laag voor EMA.
Een tubulair adenoom ziet er histologisch anders uit, met talloze kleine buizen (ducti) en cysten bekleed met apocriene secernerende cellen. De BRAF p.V600E mutaties worden gevonden in 50-60% bij syringocystadenoma papilliferum en tubular adenoma, de laesies die ontstaan in een naevus sebaceus hebben meestal HRAS of KRAS mutaties.

Histologie syringocystadenoma papilliferum Histologie tubulair adenoom
ingescande coupe (zoom) ingescande coupe (zoom)


Therapie:
R/ Excisie van de laesie in toto, met een krappe marge. Bij multipele kleine laesies in een groot gebied eventueel CO2 laser.


Referenties
1. Askar S et al. Syringocystadenoma papilliferum mimicking basal cell carcinoma on the lower eyelid: a case report. Acta Chir Plast 2003;44:117-119.
2. Castilla EA et al. Trichilemmoma and syringocystadenoma papilliferum arising in naevus sebaceous. Pathology 2002;34:196-197.
3. Agulló Pérez AD, Bonaut Iriarte B, Córdoba Iturriagagoitia A, Valcayo Peñalba A. Syringocystadenocarcinoma Papilliferum: Case Report and Review of the Literature. Actas Dermo-Sifiliográficas 2019;109:366-369.
4. Romagnuolo M, Boggio F, Benzecry Mancin V, Marzano AV, Moltrasio C. Clinical, dermoscopic, and histological findings of a solitary de novo syringocystadenoma papilliferum: a case report. Int J Dermatol 2024;63(4):538-540.
5. Ito K, Ansai SI, Saeki H. A Case of Syringocystadenoma Papilliferum with Tubular Papillary Adenoma of the Chest. J Nippon Med Sch 2017;84(2):79-82.
6. McBride JD, Billings SD, Komforti MK. A rare case of syringocystadenocarcinoma papilliferum of the breast: An institutional retrospective case review and brief literature review. J Cutan Pathol 2021;48(11):1387-1391.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

05-06-2024 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 D23.9 Overige benigne neoplasma van huid, niet gespecificeerd: syringocystadenoma papilliferum
ICD10 D23.9 Other benign neoplasms of skin, unspecified: syringocystadenoma papilliferum
SNOMED 239121009 Syringocystadenoma papilliferum
SNOMED 31047003 Lymphomatoid papulosis
DBC 27 spacer Benigne tumoren

ICD10 D36.9 Benigne neoplasma van niet gespecificeerde locatie: tubular adenoma
ICD10 D36.9 Benign neoplasm of unspecified site: tubular adenoma
SNOMED 444408007 Tubular adenoma
DBC 3 spacer Benigne tumoren