Transient myeloproliferative disorder is een vorm
van selflimiting acute myeloide leukemie, veroorzaakt door proliferatie van
grote aantallen
myeloblasten in het perifere bloed
en in het beenmerg, en het komt vaak voor (circa 10%) bij neonaten met
Down syndroom. Het
gaat meestal vanzelf weer over, maar in 20-30% kan het transformeren tot een
persisterende acute myeloide leukemie (AML-M7). Bij Down syndroom komt leukemie
10-20 x vaker voor dan in de normale populatie, en vooral in de eerste 5 levensjaren.
Bij transient myeloproliferative disorder ontstaan papeltjes en later pustels
of vesiculopustels op de huid, vooral in het gelaat. Ook op plekken van trauma,
bijvoorbeeld injecties (pathergie fenomeen). Vaak is er ook hepatosplenomegalie,
en pericardiale en pleurale effusie.
Diagnostiek:
Huidbiopt, beenmergpunctie, onderzoek naar aanwezigheid GATA1-mutatie, bloedonderzoek,
afbeeldend onderzoek.
Therapie:Meestal is er geen
behandeling met chemotherapie nodig omdat het spontaan weer verdwijnt in 3-6
maanden. Maar soms, bij hoge aantallen myeloblasten, en leverfunctiestoornissen,
is het wel nodig. Vaak wordt dan een lage dosis cytarabine (cytosine arabinoside)
gegeven (2 dd 10 mg/m
2
of 1.2-1.5 mg/kg s.c. of i.v. gedurende 7 dagen). De meeste kinderen verbeteren
daarmee, maar het loopt niet altijd goed af, de mortaliteit ligt rond de 20%.
Referenties
1. |
Roy A, Roberts I, Norton A, Vyas P. Acute
megakaryoblastic leukaemia (AMKL) and transient myeloproliferative
disorder (TMD) in Down syndrome: a multi-step model of myeloid leukaemogenesis.
Br J Haematol 2009;147:3-12. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.