Het
trigeminal trophic syndrome (
trofisch
syndroom van de N. trigeminus) is een zeldzame aandoening waarbij
ulcera ontstaan in het gezicht, aan één kant, in het gebied van de nervus trigeminus.
Vaak zijn het halvemaanvormige ulcera naast de neus, of op de neusvleugel, of
rond het oog of op de schedel (eerste trigeminustak). Het kan een laat gevolg
zijn van uitval van de nervus trigeminus. De belangrijkste oorzaak (75%) is
iatrogeen, rizotomie (doorsnijding van een zenuwwortel van de N. trigeminus
vanwege trigeminusneuralgie). Er kan 1-20 jaar zitten tussen de ingreep en het
ontstaan van TTS. Het komt 2 x vaker voor bij vrouwen en de gemiddelde leeftijd
bij presentatie is 57 jaar. Het kan ook door andere vormen van zenuwuitval ontstaan,
zoals een infarct in de hersenstam, syringobulbie, postencefalitisch parkinsonisme,
Wallenberg syndroom, encephalitis, meningeoma, tabes dorsalis.
De oorzaak
van het ontstaan van ulcera is habitueel peuteren, wrijven of krabben aan het
aangedane gebied. Het krabben wordt uitgelokt door paresthesieën bij trigeminusuitval.
Ook kan een gevoel van neusverstopping leiden tot neuspeuteren. Vanwege de complete
analgesie ontstaan onopgemerkt beschadigingen. Ook de cornea is niet meer beschermd
door pijnreflexen, met als mogelijke complicaties neuropathische keratitis,
cornea-ulceratie en conjunctivitis door trauma bij een onopgemerkt corpus alienum
in het oog.
Klinisch beeld:Het ulcus bevindt zich
in 85% van de gevallen in het paranasale gebied ipsilateraal in het verzorgingsgebied
van de uitgevallen trigeminus. Uitbreiding volgt over de wang en bovenlip en
kan leiden tot verval van het alaire kraakbeen, de neusbodem en in ernstige
gevallen ook van de bovenkaak. In de overige 15% van de gevallen zijn er afwijkingen
op voorhoofd, zygoma, palatum of neusrug. Het ulcus ontstaat in dermatomen die
horen bij de uitgevallen N. trigeminus.
|
|
|
trigeminal
trophic syndrome |
trigeminal
trophic syndrome |
trigeminal
trophic syndrome |
DD:herpes zoster,
syphilis,
leishmaniasis,
leprous trigeminal neuritis, yaws,
blastomycose, paracoccidioidomycose,
lethal midline granuloma
(centrofaciaal T-cel lymfoom, ULM),
pyoderma gangrenosum,
ziekte van Wegener, ziekte van Horton,
basaalcelcarcinoma,
plaveiselcelcarcinoom, overige
maligniteiten,
pemphigus, cocaïnegebruik
(met verontreinigingen).
Therapie:De therapie begint
met uitleggen aan de patiënten dat ze de ulcera zelf veroorzaken en dat ze moeten
stoppen met manipuleren. Dit is moeilijk op te volgen bij ernstige dysesthesieën
en bij moeilijk instrueerbare (dementerende) patiënten. Andere opties zijn afdekken
met occlusieve verbanden, gebruik van katoenen handschoenen, bestrijden dysesthesieën
met carbamazepine, behandelen van secundaire huidinfecties met lokale of systemische
antibiotica.
Eventueel chirurgische reconstructie. Hierbij wordt gebruikgemaakt
van contralaterale huidzwaailappen met intacte innervatie en eigen bloedvoorziening.
Referenties
1. |
Vinke JG, Hoorweg JJ, de Haas ERM, Poublon
RML. Het trofisch syndroom van de N. trigeminus: 2 patiënten met
een niet-genezend ulcus op de ala nasi. Ned Tijdschr Geneeskd 2003;147:1866-1869. |
2. |
Loveman A. An unusual dermatosis following
section of the fifth cranial nerve. Arch Dermatol Syph 1933;28:369-375. |
3. |
McKenzie K. Observations on the results of
the operative treatment of trigeminal neuralgia. Can Med Assoc J
1933;29:492-496. |
4. |
Weintraub E, Soltani K, Hekmatpanah J, Lorincz
AL. Trigeminal trophic syndrome. A case and review. J Am Acad Dermatol
1982;6:52-57. |
5. |
Finlay AY. Trigeminal trophic syndrome. Arch
Dermatol 1979;115:1118. |
6. |
Bhushan M, Parry EJ, Telfer NR. Trigeminal
trophic syndrome: successful treatment with carbamazepine. Br J
Dermatol 1999;141:758-759. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.