URTICARIËLE DERMATITIS (URTICARIAL DERMATITIS) home ICD10: L30.9

Urticariële dermatitis (urticarial dermatitis) is een term die in 2006 geïntroduceerd is door Kossard et al. voor jeukende huidafwijkingen bestaande uit erythemateuze papels en plaques die lijken op urticaria maar die langer dan 24 uur blijven bestaan en waarbij soms ook eczeem-achtige afwijkingen aanwezig zijn.

Daarbij hoort een histologisch beeld dat door de pathologen wordt omschreven als een dermal hypersensitivity reaction pattern (DHR). Hierbij ziet men een normaal stratum corneum, minimale spongiose, en een perivasculair lymfocytair infiltraat in de papillaire dermis met eosinofielen en met of zonder neutrofielen. Dit DHR patroon is niet een specifiek histologisch beeld, het kan worden gezien bij meerdere huidziekten waaronder geneesmiddelenreacties, urticaria, eczeem, insektensteken, bulleus pemphigoid, contacteczeem, pruritic urticarial papules and plaques of pregnancy, leukocytoclastische vasculitis, scabies en bij (zeldzaam) paraneoplastische dermatitis geassocieerd met diverse maligniteiten (o.a. m. Hodgkin, prostaatcarcinoom, B-cel lymfoom, coloncarcinoom, pancreaskopcarcinoom).

Dermal hypersensitivity reaction:
- normaal stratum corneum
- minimale spongiose
- perivasculair lymfocytair infiltraat in de papillaire dermis met eosinofielen en met of zonder neutrofielen


De term urticariële dermatitis is niet altijd eenduidig. Het is eigenlijk een beschrijvende diagnose voor een niet-vluchtige jeukende dermatitis met verheven gedeelten. Er zijn meerdere andere huidziekten zoals atopisch eczeem, scabies en urticariële vasculitis die er ook zo uit kunnen zien. Deze moeten eigenlijk eerst allemaal worden uitgesloten (zie de DD van urticariële dermatitis) en dan blijft de diagnose urticariële dermatitis over. Dit is dan toch wel een klinisch bruikbare term, voor een entiteit met een duidelijke en herkenbare beschrijving, waarvoor vaak geen oorzaak gevonden kan worden, en die symptomatisch behandeld moet worden.

Soms wordt er wel een oorzaak gevonden voor urticariële dermatitis. Sinds de term is geïntroduceerd zijn er casereports verschenen over urticarial dermatitis door rituximab, andere geneesmiddelen, eikenprocessierups, pollen, acariasis (Dermanyssus hirundinis), Helicobacter pylori infectie, allergie voor textielkleurstoffen, etc.

Urticariële dermatitis is niet een geheel nieuwe diagnose, door andere auteurs werden in het verleden voor ongeveer dezelfde entiteit, maar dan vooral bestaande uit jeukende papels of noduli de begrippen prurigo subacuta, idiopathic papular dermatitis, en itchy red bumps disease gebruikt.

Klinisch beeld:
Jeukende huidafwijkingen bestaande uit erythemateuze papels en plaques die lijken op urticaria maar die langer dan 24 uur blijven bestaan. Soms lichte schilfering of eczeem-achtige afwijkingen. De jeuk kan zeer hevig zijn; pijn en branderige sensaties komen ook voor. Chronisch beloop, weken, maanden, jaren bestaand. Meestal op de romp, daarna op de armen en/of benen. Zeer zelden op andere plekken zoals op het hoofd en in de nek, liezen, palmoplantair. Vaak zijn de laesies kapotgekrabt. Het wordt vooral gezien op oudere leeftijd, vanaf rond de 60 jaar, en komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.

Urticariële dermatitis Urticariële dermatitis
urticariële dermatitis urticariële dermatitis

Urticariële dermatitis Urticariële dermatitis
urticariële dermatitis urticariële dermatitis


Diagnostiek:
Biopt (HE en IF). Lab-onderzoek naar oorzaken van jeuk en ter uitsluiting van andere diagnosen (Hb, leuko’s, diff, trombocyten, CRP, kreat, eventueel aangevuld met glucose, ijzer, ferritine, TYBC, ureum, urinezuur, ALAT, ASAT, GGT, AF, bilirubine, LDH, TSH). Directe KOH-preparaten van verschillende locaties om scabies uit te sluiten. Zo nodig contactallergologisch onderzoek. Zo nodig verwijzing naar internist voor uitsluiten onderliggende interne ziekten of maligniteiten.

DD van urticariële dermatitis:
- geneesmiddelenreactie
- urticaria en urticariële vasculitis
- urticarial papules and plaques of pregnancy
- eczeem nno
- atopisch eczeem
- contacteczeem, irritant contact dermatitis
- asteatotisch eczeem (xerosis cutis)
- prurigo subacuta (idiopathic papular dermatitis)
- (nonbulleus) bulleus pemphigoid
- scabies
- insektensteken
- reactie op rupsen (o.a. eikenprocessierups)
- cutaan T-cel lymfoom
- Schnitzler syndroom
- graft-versus-host disease
- hypereosinofiele dermatitis
- paraneoplastische dermatitis
- leukocytoclastische vasculitis
- autoimmuun progesteron dermatitis
- dermatitis herpetiformis
- herpes gestationis


Therapie:
Omdat vaak geen oorzaak te vinden is, bestaat de behandeling uit symptoombestrijding. Lokale behandeling met corticosteroïden is de eerste stap, maar werkt niet bij alle patiënten goed en is soms moeilijk vol te houden voor langere tijd. Bij een deel van de patiënten helpen antihistaminica. Lichttherapie met UVB is genoemd als optie maar het effect valt tegen en het wordt in Nederland niet meer vergoed voor deze indicatie. Voorkomen van uitdroging van de huid met indifferente therapie kan soms helpen. Bij veel klachten (de jeuk kan zeer hevig zijn) en onvoldoende effect van lokale corticosteroïden en antihistaminica starten met systemische immunosuppressiva zoals prednison, ciclosporine, mycofenolaat mofetil, azathioprine, dapson, methotrexaat. Hydroxyureum is ook genoemd, in een letter to the editor.

R/ lokale corticosteroïden klasse II-IV.
R/ Protopic (tacrolimus) zalf of Elidel (pimecrolimus) crème.
R/ antihistaminica.
R/ prednison 1 dd 10-40 mg, dexamethason 1-6 mg per dag in 1 of 2 giften.
R/ prednison stootkuur: 2 dagen 40 mg, 2 dagen 20 mg, 2 dagen 10 mg en daarna 10 mg om de dag voor 4-8 weken.
R/ kenacort A40 40 mg i.m. eens per 6-12 weken.
R/ ciclosporine 1-3 mg/kg. Bijvoorbeeld 2 dd 100 mg gedurende 2 weken, daarna afbouwen naar de laagste werkzame dosis (kan soms heel laag zijn, bijvoorbeeld 2 dd 25-50 mg).
R/ mycofenolaat mofetil 2 dd 500-1000 mg.
R/ azathioprine 1 dd 50-150 mg
R/ dapson 1 dd 50-100 mg.
R/ methotrexaat 1 x per week 7.5-20 mg.


Referenties
1. Kossard S, Hamann I, Wilkinson B. Defining urticarial dermatitis: a subset of dermal hypersensitivity reaction pattern. Arch Dermatol 2006;142(1):29-34. PDF
2. Fung MA. The clinical and histopathologic spectrum of "dermal hypersensitivity reactions," a nonspecific histologic diagnosis that is not very useful in clinical practice, and the concept of a "dermal hypersensitivity reaction pattern". J Am Acad Dermatol 2002;47(6):898-907. PDF
3. Hannon GR, Wetter DA, Gibson LE. Urticarial dermatitis: clinical features, diagnostic evaluation, and etiologic associations in a series of 146 patients at Mayo Clinic (2006-2012). J Am Acad Dermatol 2014;70(2):263-268. PDF
4. Mata DA, Lian JW, Krakowski A, Agarwala S, Hafeez F. Histopathologic and immunophenotypic features of idiopathic dermal hypersensitivity reaction/urticarial dermatitis: A clinicopathologic study. J Cutan Pathol 2021;48(4):592-595. PDF
5. Rietschel RL. A Clinician's View of Urticarial Dermatitis. Arch Dermatol 2006;142(7):927-947. PDF
6. Banan P, Butler G, Wu J. Retrospective chart review in a cohort of patients with urticarial dermatitis. Australas J Dermatol 2014;55(2):137-139. PDF
7. Chaptini C, Sidhu S. Mycophenolate mofetil as a treatment for urticarial dermatitis. Australas J Dermatol 2014;55(4):275-278. PDF
8. Kim JM, Lim KM, Kim HS, Ko HC, Kim MB, Kim BS. Urticarial Dermatitis: Clinical Characteristics of Itch and Therapeutic Response to Cyclosporine. Ann Dermatol 2017;29(2):143-148.
9. Byth LA. Urticarial dermatitis: a nosological dilemma. Int J Dermatol 2019;58(10):e196-e198.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 L30.9 Dermatitis, niet gespecificeerd: urticariële dermatitis
ICD10 L30.9 Dermatitis, unspecified: urticarial dermatitis
SNOMED 34936007 Chronic dermatitis [specific SNOMED term missing]
NCI CL936482 Urticarial dermatitis
DBC 27 Diagnose niet nader omschreven